Beoordeling
1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximumsnelheid op autosnelwegen, met 27 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 20 april 2012 om 8.55 uur op de Rijksweg A2 te Roosteren met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert als eerste grond voor het hoger beroep aan dat de kantonrechter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de beslissing van de officier van justitie deugdelijk is gemotiveerd. De tweede grond voor het hoger beroep is dat de kantonrechter ten aanzien van hetgeen is aangevoerd met betrekking tot het Una Via-beginsel ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake is van één gebeurtenis.
3. Met betrekking tot de eerste grond van het hoger beroep stelt het hof vast dat de gemachtigde in zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie heeft aangevoerd dat deze niet deugdelijk is gemotiveerd, aangezien hierin niet inzichtelijk wordt gemaakt waarom de aangevoerde gronden geen doel treffen. De gemachtigde verwijst daarbij naar het arrest van het hof van 24 januari 2012, WAHV 200.092.116, LJN BX0434.
4. In artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Bij een beoordeling of daarvan sprake is, dient te worden gekeken naar de omstandigheden van het betreffende geval.
5. Het hof stelt het volgende vast. De gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking het volgende aangevoerd: "Grond voor het beroep is dat aan betrokkene op grond van het Una-Via-beginsel geen beschikking via de wet Mulder kan worden opgelegd. Immers, de betrokkene heeft ter zake dezelfde overtreding een strafbeschikking ontvangen. Het uitgangspunt (…) is dat -indien er meerdere sancties worden opgelegd- de verbalisant deze via één traject probeert af te doen. In casu betekent dat dat de verbalisant een keuze had dienen te maken tussen het afdoen via het Muldertraject dan wel via het strafrecht. Nu zijn er twee sancties opgelegd via twee trajecten: de Mulder (…) en het strafrecht (…). Volgens de Aanwijzing AHW (het hof begrijpt: de Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften) dient de verbalisant zijn keuze voor afdoening via twee trajecten toe te lichten op de aankondiging van beschikking. Dat is in casu niet gebeurd.".
6. De officier van justitie heeft hierop aldus gereageerd: "U hebt beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie. U geeft aan dat binnen korte tijd voor eenzelfde gedraging meermaals een sanctie is opgelegd. Uit de beschikbare informatie blijkt, dat er sprake is van meerdere afzonderlijke gedragingen. Er zijn geen omstandigheden gebleken die de aansprakelijkheid voor de gedragingen opheffen dan wel aanleiding geven tot een andere visie op de wettelijke daaraan verbonden sancties. Alles overwegende verklaart de officier van justitie het beroep ongegrond."
7. Anders dan in het arrest waar de gemachtigde naar verwijst, is het hof van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie in het onderhavige geval deugdelijk is gemotiveerd. Uit de motivering van de beslissing van de officier van justitie blijkt dat de door de gemachtigde aangedragen grond voor het beroep in de beslissing is betrokken, maar dat de officier van justitie van mening is dat de er geen sprake is van "één gebeurtenis" in de zin van de Aanwijzing. Het hof verwerpt derhalve de stelling van de gemachtigde dat sprake is van een motiveringsgebrek in de beslissing van de officier van justitie.
8. Met betrekking tot de tweede grond van het hoger beroep overweegt het hof als volgt. Zoals hiervoor is weergegeven heeft de gemachtigde deze grond ook in het beroepschrift tegen de inleidende beschikking naar voren gebracht. In hoger beroep heeft de gemachtigde nog aangevoerd dat enig tijdsverloop tussen het constateren van de gedragingen en/of de overtredingen onverlet laat dat er sprake kan zijn van één gebeurtenis in de zin van voormelde Aanwijzing. De gemachtigde verwijst naar het arrest van dit hof d.d. 20 januari 2012, WAHV 200.085.831.
9. In de Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften van het college van procureurs-generaal (verder: de Aanwijzing), is - voor zover hier van belang - bepaald dat, indien een gebeurtenis uit gedragingen en overtredingen bestaat, voor ten hoogste drie feiten een administratieve sanctie wordt opgelegd, dan wel een strafbeschikking wordt uitgevaardigd of een proces-verbaal opgemaakt of een transactie wordt aangeboden. Afdoening langs één traject is daarbij het uitgangspunt. Indien zowel de strafrechtelijke als de administratiefrechtelijke weg wordt bewandeld, moet in het proces-verbaal melding worden gemaakt van de opgelegde administratieve sanctie(s) en op de aankondiging van beschikking van het/de opgemaakte proces(sen)-verbaal. Van deze mogelijkheid mag slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik worden gemaakt.
10. De ambtsedige verklaringen van de verbalisant, zoals opgenomen in (de kopieën van) de aankondiging van beschikking en de kennisgeving van bekeuring in het dossier, houden, zakelijk weergegeven, in dat de verbalisant op 20 april 2012 heeft geconstateerd dat de betrokkene met het voertuig met voormeld kenteken om 8.52 uur op het Gelders Eind te Born reed met een werkelijke (gecorrigeerde) snelheid van 114 kilometer per uur en aldus de daar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur overschreed en voorts dat de betrokkene met dat voertuig om 8.55 uur op de Rijksweg A2 te Roosteren reed met een werkelijke (gecorrigeerde) snelheid van 127 kilometer per uur en zo de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur overschreed.
11. Naar aanleiding van het beroepschrift tegen de inleidende beschikking heeft de officier van justitie de verbalisant om aanvullende informatie verzocht. Hierop heeft de verbalisant bij proces-verbaal d.d. 31 oktober 2012 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op voormelde datum tweemaal en op twee verschillende locaties heeft waargenomen dat de betrokkene met voormeld voertuig de maximumsnelheid overschreed, dat er op de ene locatie sprake was van een muldergedraging en op de andere van een overtreding. Voorts heeft de verbalisant verklaard dat de betrokkene pas enige tijd later kon worden staande gehouden worden, daar er eerder geen mogelijkheid was om hem een stopteken te geven.
Nu niet is gesteld of gebleken dat er feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven te twijfelen aan deze verklaring van de verbalisant, zal het hof uitgaan van de juistheid ervan.
12. Het hof dient te beoordelen of er onder de door de verbalisant geschetste omstandigheden sprake is van "één gebeurtenis" in de zin van de Aanwijzing.
13. Bij het door de gemachtigde genoemde arrest van 20 januari 2012 (WAHV 200.085.831 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE:2012:BV7306), heeft het hof uit de geschiedenis van de Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, die aan de eerder vermelde Aanwijzing is voorafgegaan, en de voorbeelden die in de toelichtingen daarop worden gebezigd afgeleid, dat onder één gebeurtenis in die Aanwijzing moet worden verstaan het geheel van gedragingen en/of verkeersovertredingen die gelijktijdig of bij gelegenheid van een staandehouding worden vastgesteld. De Aanwijzing is in dit opzicht niet veranderd. Naar het oordeel van het hof dient dan ook onder "een gebeurtenis" als bedoeld in de Aanwijzing in ieder geval te worden verstaan een controle bij gelegenheid waarvan één of meerdere gedragingen of verkeersovertredingen zijn vastgesteld. 14. Het hof volgt de gemachtigde niet in zijn stelling dat er in het onderhavige sprake is van "één gebeurtenis" in de zin van de Aanwijzing. Uit de hiervoor weergegeven aanvullende verklaring van de verbalisant volgt immers dat de gedraging waarvoor de onderhavige sanctie is opgelegd en de overtreding waar de kennisgeving van bekeuring op ziet niet beide op hetzelfde moment zijn verricht, of op hetzelfde moment kenbaar zijn geworden voor de verbalisant, doch op verschillende momenten en op verschillende locaties. De betrokkene heeft zich aldus telkens in een nieuwe verkeerssituatie begeven en daarbij telkens opnieuw de maximum snelheid overschreden. Onder die omstandigheden is geen sprake van één gebeurtenis in de zin van de Aanwijzing. Dat er een verband tussen die gedraging en de overtreding bestaat - te weten: dat zij kort na elkaar hebben plaats gevonden en dat zij door dezelfde verbalisant zijn waargenomen en afgehandeld- maakt dat niet anders.
15. Nu geen sprake is van één gebeurtenis in de zin van de Aanwijzing, is er ook geen grond voor het oordeel dat de verbalisant in strijd met de Aanwijzing heeft gehandeld, zoals de gemachtigde stelt. Derhalve is er geen reden om de inleidende beschikking te vernietigen.
16. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Voor vergoeding van proceskosten acht het hof geen termen aanwezig,