Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Vraag 1.
heeft er blijk van gegeven zich met de bevindingen van de deskundige te kunnen verenigen.
dat de maatvoering van de elementen volgens de werktekeningen van de leverancier waren en niet afkomstig waren van [geïntimeerden] ;
[geïntimeerden] heeft terecht aangevoerd dat ook voor de door de aannemer gevolgde methode zwaar materieel moest worden ingezet. De deskundige is ter plaatse geweest en heeft de situatie daar in ogenschouw genomen. Hij heeft de inzet van een verreiker mogelijk geacht. Het hof acht het bezwaar van [appellant] in dit licht onvoldoende onderbouwd.
De deskundige heeft aangegeven dat slechts ter plaatse van vier hogere panelen in de zijgevels het dakoverstek met de laatste rij golfplaten eventueel later zou kunnen worden gemonteerd. Het merendeel van de panelen in de zijgevels – 17 stuks – zijn minder hoog en worden bij de plaatsing naar het oordeel van de deskundige niet belemmerd door de aanwezigheid van het dak.
Zo ter plaatse van deze vier panelen het risico op inregenen zou bestaan, had er naar het oordeel van het hof ook voor kunnen worden gekozen de laatste rij golfplaten wel te plaatsen maar vervolgens tijdelijk te verwijderen ten behoeve van de plaatsing van deze vier hoge panelen, zoals [bouwbedrijf] dat in haar verklaring heeft beschreven.
[geïntimeerden] heeft opgemerkt dat de panelen slechts waren voorzien van zogenoemde transportbewapening.
Het hof stelt met de deskundige vast dat [appellant] ’s aannemer, [Y] van de [aannemersbedrijf] , in zijn verklaring van 18 mei 2010 zelf heeft benadrukt dat de toegepaste panelen niet van gewapend beton waren (productie 30B bij akte van 23 juni 2010, laatste zin). Nu de stelling van [appellant] dat de deskundige op dit punt van onjuiste gegevens is uitgegaan een behoorlijke onderbouwing ontbeert, gaat het hof daar verder aan voorbij.
De hiervoor besproken bezwaren van [appellant] kunnen aan dat oordeel niet afdoen.
Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerden] , nadat op 23 maart 2009 de verkeerde panelen waren geleverd, heeft getracht alsnog toestemming van de gemeente te krijgen voor de toepassing van deze maasgrindpanelen. Tijdens het minnelijk overleg van 15 mei 2009 hebben partijen ook afgesproken daarop in te zetten en de productie van de inmiddels bestelde panelen met rood baksteenmotief uit te laten stellen tot drie weken na 18 mei 2009.
Op 9 juni 2009 werd duidelijk dat de benodigde toestemming van de gemeente niet (tijdig) werd verkregen. Vervolgens zijn de panelen met rood baksteenmotief op 9 juni 2009 alsnog in productie genomen en op 3 juli 2009 geleverd.
heeft de stelling van [appellant] dat er op het moment dat de fout werd ontdekt al een aantal maasgrindpanelen was gemonteerd en dat deze panelen er van bovenaf weer uit moesten worden gehesen zodat het dak sowieso niet kon worden geplaatst voordat deze panelen waren verwijderd, in zijn antwoordmemorie na deskundigenbericht niet weersproken.
Het hof overweegt dat het in de rede lag om de reeds aangebrachte maasgrindpanelen nog niet te verwijderen gedurende de periode dat [geïntimeerden] – conform de op 15 mei 2009 gemaakte afspraken – nog trachtte toestemming van de gemeente te verkrijgen voor de toepassing van de maasgrindpanelen. [geïntimeerden] kan [appellant] dan ook niet verwijten dat hij in die periode – tussen 23 maart 2009 en 9 juni 2009 – een afwachtende houding heeft aangenomen en nog niet is overgegaan tot het verwijderen van de reeds aangebrachte panelen. Dat het werk in deze periode (78 dagen) heeft stilgelegen, is dan ook toe te rekenen aan [geïntimeerden] . Na 9 juni 2006 konden de maasgrindpanelen echter wel worden verwijderd in afwachting van de levering van de nieuwe panelen.
9 juni 2009 nog tot 3 juli 2009 (de datum van levering van de panelen met rood baksteenmotief) stil te leggen. Uit het deskundigenbericht dat het hof in dit kader heeft gelast, blijkt dat de door de aannemer van [appellant] voorgenomen werkwijze (eerst de panelen plaatsen en dan het dak) de normale werkwijze was, maar dat het technisch ook mogelijk was om het dak te laten aanbrengen voordat de juiste panelen waren geleverd. Weliswaar had [appellant] dan door de minder efficiënte werkwijze extra kosten moeten maken (€ 7.428,04), maar dat was geen reden om niet voor die werkwijze te kiezen. [appellant] had in dat geval van [geïntimeerden] immers vergoeding van die extra kosten kunnen vorderen. Voor zover [appellant] heeft betoogd dat [geïntimeerden] indertijd niet op de mogelijkheid heeft gewezen om eerst het dak te plaatsen, verwerpt het hof dat standpunt. [geïntimeerden] heeft benadrukt dat hij dat wel degelijk en herhaaldelijk heeft gedaan en uit het als productie 2 bij antwoordakte in eerste aanleg overgelegde verslag van ITS, de door de aansprakelijkheidsverzekeraar van Allcad B.V. ingeschakelde expert, blijkt dat deze optie tijdens het minnelijk overleg van 15 mei 2009 aan de orde is geweest. [appellant] heeft de inhoud van die productie niet betwist.
Naar het oordeel van het hof is [geïntimeerden] dan ook niet aansprakelijk voor de vertraging die is opgestreden als gevolg van het stilliggen van het werk in de periode 9 juni 2009 tot 3 juli 2009 (24 dagen).
grief 5 in het incidenteel appelgedeeltelijk slaagt. Door de vertraging in de bouw heeft [appellant] langer, namelijk gedurende de periode 3 juli 2009 tot 23 oktober 2009 bouwrente moeten betalen. Voor een vertraging van 88 dagen, derhalve in de periode 3 juli 2009 tot en met 29 september 2009 is [geïntimeerden] verantwoordelijk, de resterende 24 dagen blijven voor rekening van [appellant] .
heeft een bedrag van € 28.774,28 aan renteschade gevorderd, waarbij hij heeft aangegeven dat hij dit bedrag aan bouwrente heeft betaald in de periode 15 mei 2009 tot en met 23 oktober 2009. De aan [geïntimeerden] toe te rekenen vertraging in de bouw is evenwel beperkt tot de periode 3 juli 2009 tot en met 29 september 2009. Het hof acht aannemelijk dat [appellant] , doordat hij de stal als gevolg van de vertraging in de bouw pas later in gebruik kon nemen, later zal kunnen beginnen met aflossen van de hypotheek en derhalve over een langere periode rente zal moeten voldoen, een en ander zoals zijn accountant uiteen heeft gezet (prod 56 bij mva in incidenteel appel). [appellant] heeft als productie 45 A bij pleidooi in eerste aanleg een aantal stukken (waaronder een grootboekkaart) in het geding gebracht ter onderbouwing van het overzicht van de door hem in de periode 15 mei 2009 tot en met 23 oktober 2009 betaalde bouwrente. Zijn accountant heeft in een begeleidend schrijven verklaard dat de op de grootboekkaart voorkomende rentebedragen overeenkomen met de originele bankstukken. Nu [geïntimeerden] dat niet heeft betwist, zal het hof van genoemd overzicht uitgaan en op basis daarvan de in de periode 3 juli 2009 tot en met 29 september 2009 betaalde rente wat de renteswap betreft uitgaan van het door [appellant] ten aanzien van het derde kwartaal opgevoerde bedrag, terwijl de op de leningen met nummer 528 en 536 (welke nummers gezien de grootboekkaart in genoemd overzicht overigens onderling zijn verwisseld) als volgt kunnen worden vastgesteld.
juli 3.966,45 3.582,60
3.201,14
rente swap 3e kw
8.040,2218.251,24
€ 28.774,28 heeft toegewezen. Dit leidt derhalve tot een correctie van
€ 11.547,21.
[geïntimeerden] heeft als verweer tegen deze grief aangevoerd dat bedoelde kosten voor rekening van [appellant] moeten blijven omdat de aannemer deze panelen heeft besteld, nadat [appellant] de aannemer opdracht voor de bouw had verstrekt. Het hof verwerpt dat verweer. Het was immers aan de fout van [geïntimeerden] te wijten dat de aannemer er van uit is gegaan dat hij maasgrindpanelen diende te bestellen, nu [geïntimeerden] had nagelaten de aannemer van de juiste informatie aangaande de panelen te voorzien. Daarmee is het causaal verband tussen deze kosten en de tekortkoming van [geïntimeerden] gegeven. Deze kosten ten bedrage van
€ 17.362,-komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.
€ 203,85. In zoverre slaagt de grief.
[appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij door de ‘bouwproblematiek’ onvoldoende tijd had voor het uitvoeren van de werkzaamheden op de boerderij, zodat hij daarvoor loonwerkers heeft moeten inschakelen. Uit de als productie 34 in eerste aanleg overgelegde facturen blijkt weliswaar dat [appellant] loonwerkers heeft ingeschakeld, maar dat hun inschakeling uitsluitend noodzakelijk was als gevolg van de levering van verkeerde panelen en de daaruit voortvloeiende vertraging van de bouw, kan het hof daaruit niet afleiden. Het hof overweegt dat [appellant] , die zelf mede de directie over het werk voerde, sowieso de nodige tijd aan de bouw moest besteden, hetgeen vanzelfsprekend ten koste ging van zijn normale werkzaamheden. Bovendien is het voornamelijk [geïntimeerden] geweest die de gesprekken met de gemeente heeft gevoerd om de verkeerd geleverde panelen alsnog vergund te krijgen.
[appellant] heeft in hoger beroep een verklaring overgelegd van zijn dierenarts die heeft aangegeven dat als gevolg van de vertraging van de bouw de overbezetting van de stal voor een verhoogde infectiedruk zorgde waardoor er meer aandacht moest worden besteed aan de klauwgezondheid van het vee (regelmatig bekappen en voetbaden van dieren). De dierenarts heeft verklaard dat [appellant] daarvoor twee collega veehouders heeft ingeschakeld. Uit de als productie 34 in eerste aanleg overgelegde facturen blijkt dat P.G. [appellant] 4,25 uur heeft besteed aan het bekappen van de dieren. Het daarvoor in rekening gebrachte bedrag van
€ 106,25zal het hof dan ook toewijzen. Dat ook [Z] dergelijke werkzaamheden heeft verricht, blijkt niet uit de stukken. De grief slaagt ten dele.
Het hof is van oordeel dat [appellant] met de verklaring van de dierenarts (productie 50 bij mvg) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de opfok van jongvee vanwege de overbezetting van de stal heeft moeten uitbesteden.
Zoals het hof hiervoor in r.o. 2.10 heeft overwogen, is [geïntimeerden] aansprakelijk voor de vertraging in de periode 3 juli 2009 tot en met 29 september 2009. Uitgaande van de als productie 49 overlegde specificatie, die niet inhoudelijk door [geïntimeerden] is bestreden, waren er in de maanden juli (28 dagen), augustus (31 dagen) en september (29 dagen) telkens 47 dieren . Dat komt in totaal neer op 4136 dierdagen à € 0,96 per dag is
€ 3.970,56aan kosten opvang jongvee bij [Q] .
€ 801,80zijn als kosten ter vaststelling van de schade toewijsbaar.
€ 1.542,- toewijzen. De grief slaagt.
Daarnaast zal [geïntimeerden] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.542,- aan buitengerechtelijke kosten. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd.
In het principaal hoger beroep zal het hof [geïntimeerden] , als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van het geding. Deze worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] wat het salaris voor de advocaat betreft begroot op € 3.264,- (2 pt, tarief
€ 1.631,-). Daarbij is de comparitie van partijen voor de helft toegerekend aan het principaal appel en voor de helft aan het incidenteel appel.
In het incidenteel appel ziet het hof aanleiding de kosten te compenseren aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt met dien verstande dat de kosten van het deskundigenbericht die door [appellant] bij wijze van voorschot zijn voldaan te zijnen laste blijven, nu dat rapport niet het door hem te leveren bewijs heeft bijgebracht.
veroordeelt [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de andere in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 66.934,67 (zegge: zesenzestigduizendnegenhonderdvierendertig euro en zevenenzestig cent) alsmede een bedrag van € 1.542,- aan buitengerechtelijke incassokosten;