ECLI:NL:GHARL:2016:4267

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
WAHV 200.154.151
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • J. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter inzake rechtsgeldigheid van machtiging in WAHV-procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 13 augustus 2014 het beroep van de gemachtigde niet-ontvankelijk had verklaard. De gemachtigde had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing en verzocht om vergoeding van proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de overgelegde machtiging niet voldeed aan de eisen, omdat deze niet specifiek genoeg was voor de betreffende procedure. De gemachtigde betoogde echter dat de machtiging toereikend was, verwijzend naar eerdere jurisprudentie waarin soortgelijke machtigingen waren geaccepteerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging, hoewel algemeen geformuleerd, niet in strijd is met de wet en dat de gemachtigde gerechtigd was om namens de betrokkene beroep in te stellen. Het hof oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kon blijven en heeft deze vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Gelderland voor verdere behandeling. Tevens heeft het hof de advocaat-generaal veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 243,50, omdat het hof de betrokkene in het gelijk heeft gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van machtigingen in bestuursrechtelijke procedures en de mogelijkheid voor gemachtigden om op te treden namens hun cliënten, mits de machtiging aan de wettelijke eisen voldoet. Het hof heeft hiermee een precedent geschapen voor toekomstige zaken waarin de geldigheid van machtigingen ter discussie staat.

Uitspraak

WAHV 200.154.151
31 mei 2016
CJIB 162988617
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 13 augustus 2014
betreffende
[gemachtigde],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

[gemachtigde] heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
[gemachtigde] heeft bij faxberichten van 8 mei 2015 en 30 november 2015 nadere stukken aan het hof toegezonden. Afschriften daarvan zijn ter kennisname toegestuurd aan de advocaat-generaal.

Beoordeling

1. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter het beroep van [gemachtigde], in die procedure de (pretense) gemachtigde, niet-ontvankelijk verklaard nu deze een machtiging heeft overgelegd die niet aan de eisen voldoet en hij dit verzuim niet binnen de door de kantonrechter gegeven termijn heeft hersteld. De kantonrechter heeft met betrekking tot de machtiging – die op 30 juni 2012 door [betrokkene] is ondertekend – overwogen dat deze onvoldoende specifiek is om te kunnen worden aangemerkt als machtiging in de beroepsprocedure betreffende een op 3 juli 2012 geconstateerde overtreding.
2. Onder verwijzing naar jurisprudentie van onder meer de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak met nummer 201400889) en de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:346) betoogt [gemachtigde] dat de onderhavige machtiging toereikend is. In eerdere procedures zijn soortgelijke machtigingen altijd geaccepteerd. Algemene machtigingen tot vertegenwoordiging worden per definitie van tevoren verleend.
3. Het hof overweegt dat een betrokkene zich in een procedure bij de bestuursrechter kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde op grond van artikel 8:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb); uit het tweede lid van deze bepaling volgt dat van een gemachtigde kan worden verlangd dat hij een schriftelijke machtiging overlegt. Dit artikel leent zich voor analoge toepassing door de kantonrechter in een WAHV-procedure.
4. Het hof stelt vast dat [gemachtigde] bij het instellen van het administratief beroep een stuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij op 30 juni 2012 door [betrokkene] is gemachtigd om, kort gezegd, hem te vertegenwoordigen en alle handelingen te verrichten teneinde boetes en parkeerbelastingen in en buiten rechte te bestrijden. De machtiging is algemeen geformuleerd en ziet dus niet specifiek op één of meer nader aangeduide zaken.
5. Kennelijk heeft [betrokkene], aan wie in de onderhavige zaak een sanctie is opgelegd, door het afgeven van de machtiging willen bewerkstelligen dat [gemachtigde] hem in voorkomende zaken met betrekking tot verkeersboetes als gemachtigde vertegenwoordigt. Een algemeen geformuleerde machtiging als de onderhavige is op zichzelf niet in strijd met artikel 8:24 Awb of andere wettelijke voorschriften. Een machtiging moet wel zodanig specifiek zijn dat daaruit de grenzen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid kunnen worden afgeleid. Uit de tekst van de machtiging blijkt genoegzaam dat [gemachtigde] gerechtigd was om namens [betrokkene] beroep in te stellen tegen de beslissing van de officier van justitie. Niet is gebleken dat zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 3:72 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft voorgedaan als gevolg waarvan de volmacht is geëindigd. Dat de machtiging dateert van vóór de datum van de gedraging (of de beschikking waarbij de sanctie is opgelegd) doet aan de geldigheid van de machtiging niet af. Nu bovendien bij het administratief beroepschrift een kopie van de aan het geschil ten grondslag liggende sanctiebeschikking is gevoegd, kan het niet anders zijn dan dat [betrokkene] deze beschikking aan [gemachtigde] heeft verstrekt, daarmee tot uitdrukking brengend dat ook deze zaak onder de reeds eerder afgegeven machtiging dient te worden begrepen.
6. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven. Het hof zal deze beslissing vernietigen en de zaak, naar analogie van artikel 20d van de WAHV, terugwijzen naar de rechtbank ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
7. [gemachtigde] heeft namens betrokkene [betrokkene] verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hij stelt zich op het standpunt dat de onderhavige procedure bij het hof heeft te gelden als een beroepsprocedure van de betrokkene en niet als een procedure van de gemachtigde als procespartij op eigen titel.
8. Nu het hof heeft vastgesteld dat de door [gemachtigde] bij de kantonrechter overgelegde machtiging rechtsgeldig is, moeten het beroep bij de kantonrechter en bijgevolg het hoger beroep bij het hof worden aangemerkt als te zijn ingesteld namens betrokkene [betrokkene]. De betrokkene wordt in hoger beroep in het gelijk gesteld, zodat de gevraagde kosten, voor zover deze het hoger beroep regarderen, naar het oordeel van het hof voor vergoeding in aanmerking komen. In zoverre oordeelt het hof thans anders dan het eerder wel heeft gedaan.
9. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een hoger beroepschrift. Hieraan dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 487. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 243,50 (= 1 x € 487 x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Gelderland ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene [betrokkene], ter hoogte van € 243,50, over te maken op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [gemachtigde] te [vestigingsplaats].
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga
als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.