Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontkenning van het vaderschap. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Gelderland een verzoek ingediend tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man over hun kind, geboren op 22 april 2013. De rechtbank had de vrouw echter niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat dit buiten de wettelijke termijn van een jaar na de geboorte was ingediend. De vrouw stelde dat de bijzondere omstandigheden, waaronder het belang van het kind, aanleiding gaven om deze termijn te negeren. Het hof oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat de termijn overschreden was en de door de vrouw aangevoerde feiten en omstandigheden geen reden gaven om van de termijn af te wijken. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het meer of anders verzochte af. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de advocaten van beide partijen en de bijzondere curator, terwijl het Openbaar Ministerie niet verscheen. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke termijnen in het afstammingsrecht en de noodzaak om deze te respecteren, ook in het belang van het kind.