Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 5 oktober 2015;
- het verweerschrift, ingekomen op 18 januari 2016;
- een journaalbericht van mr. Stobbe van 28 april 2016 met bijlage.
3.De vaststaande feiten
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1]), geboren op [geboortedatum 1] 2003, en
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2]), geboren op [geboortedatum 1] 2005,
2. 1. Partijen achten het in het belang van hun kinderen, dat zij na de echtscheiding
- in de najaarsvakantie één week in een vakantiehuis in Nederland bij de vader verblijven, waarbij de reis- en verblijfskosten voor rekening van de vader komen;
- in de Kerstvakantie met de moeder één week in een vakantiehuis in de buurt van de woonplaats van de vader verblijven, waarbij de moeder de kinderen dagelijks om 09.00 uur naar het woonhuis van de vader brengt en hen daar om 20.00 uur weer ophaalt en de reis- en verblijfskosten voor rekening van de moeder komen;
- in de voorjaars- of meivakantie één week in een vakantiehuis in Nederland bij de vader verblijven, waarbij de reis- en verblijfskosten voor rekening van de vader komen;
- in de zomervakantie twee weken bij de vader in Frankrijk verblijven, waarbij de moeder zorgdraagt voor het brengen van de kinderen naar de vader en de vader zorgdraagt voor het terugbrengen van de kinderen naar de moeder en de kosten van de heenreis voor rekening van de moeder komen en de kosten van de terugreis voor rekening van de vader komen;
- bepaald dat de ouders telkenmale drie maanden tevoren in onderling overleg de data van verblijf vastleggen, waarbij de ouders zijn gebonden aan de schoolvakanties van de kinderen, en
- het meer of anders verzochte afgewezen.