ECLI:NL:GHARL:2016:4172
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- E.A.K.G. Ruys
- B.F.A. van der Krabben
- M.M.L.A.T. Doll
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing of schorsing van voorlopige hechtenis in strafzaak met faillissementsgijzeling
In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 23 maart 2016, wordt een verzoek behandeld tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in detentie verblijft. Het verzoek is ingediend op 21 maart 2016 en betreft een herziening van eerdere verzoeken die door de raadkamer zijn afgewezen. De verdachte, geboren in 1949 en verblijvende in een penitentiaire inrichting, heeft de advocaat-generaal en zijn raadsman, mr. drs. M.J.N. Vermeij, bijgestaan tijdens de zitting.
Het hof constateert dat het huidige verzoek niet wezenlijk afwijkt van eerdere verzoeken die op 23 december 2015 en 26 februari 2016 zijn behandeld. De kern van het verzoek is dat de verdachte meent dat er redenen zijn om de voorlopige hechtenis op te heffen of te schorsen. Het hof overweegt dat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig zijn en dat het belang van de maatschappij en de strafvordering zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van de verdachte bij schorsing.
De uitspraak benadrukt ook het verschil tussen faillissementsgijzeling en voorlopige hechtenis, waarbij het hof stelt dat de faillissementsgijzeling niet kan worden gezien als voorlopige hechtenis en daarom niet in mindering kan worden gebracht op een eventuele vrijheidsstraf. Uiteindelijk wijst het hof zowel het primaire als het subsidiaire verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis af.