In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de belanghebbende, die als bestuurder van [D] B.V. is aangemerkt, voor belastingaanslagen die zijn opgelegd aan [A] B.V. De ontvanger van de Belastingdienst heeft belanghebbende aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 67.372, dat betrekking heeft op naheffingsaanslagen omzetbelasting over de periode van het vierde kwartaal van 2011 tot en met december 2013. Na bezwaar is dit bedrag verlaagd tot € 5.349 exclusief invorderingsrente. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de ontvanger beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 28 april 2016 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij betwistte dat hij terecht aansprakelijk was gesteld. De ontvanger heeft zijn standpunt verdedigd en een pleitnota overgelegd. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de inschrijving van belanghebbende als bestuurder van [D] B.V. en de rol van [F] als aandeelhouder en bestuurder.
Het Hof oordeelt dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het Hof wijst erop dat de aansprakelijkheid van belanghebbende voortvloeit uit artikel 36 van de Invorderingswet 1990, en dat de argumenten van belanghebbende niet tot een ander oordeel leiden. De kosten van de procedure worden niet toegewezen.