Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde 1] ,
2.[geïntimeerde 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“dat deze gronden (…) zullen worden terug geleverd, vrij van huur en pacht danwel enige andere verplichting, welke dan ook”. Deze (subsidiaire) aanvaarding onder voorwaarde van het optiebeding, geldt als een nieuw aanbod, dat door [appellante] blijkens de passage in haar brief van 8 december 2010
“Vooralsnog is er geen aanleiding in te gaan op een aanbod tot wijziging van deze regeling”ook zo is opgevat, maar vervolgens is verworpen. In deze brief deelde [appellante] aan [geïntimeerden] . immers mee dat een levering vrij van enige verplichting (reeds) onmogelijk was nu in de tussentijd een voorkeursrecht op de percelen was gevestigd, terwijl [appellante] voorts erop wees dat in de akte van levering niet is bepaald dat [appellante] bij uitoefening van het recht van terugkoop, gehouden is de grond te leveren vrij van huur, pacht dan wel enige andere verplichting. Anders dan de grief betoogt, is op grond van de brief van 22 november 2010 het terugkooprecht door [geïntimeerden] . dan ook niet met het beoogde rechtsgevolg ingeroepen en is op grond daarvan derhalve evenmin, aangevuld met de verklaring van [geïntimeerde 1] en [A] in februari 2011, per die laatste datum een perfecte koopovereenkomst tot stand gekomen. [appellante] mocht in de gegeven omstandigheden uit het stilzwijgen na 8 december 2010 van de zijde van [geïntimeerden] . redelijkerwijs ook niet afleiden dat zij alsnog onvoorwaardelijk een beroep op het recht van terugkoop deden. De verwijzing in de brief van 24 februari 2011 naar de brief van 22 november 2010 maakt dit niet anders, zoals [appellante] in wezen zelf heeft gesteld, gelet op haar standpunt dat de opstellers van de brief van 24 februari 2011 uitsluitend hun eigen standpunt naar voren brachten (memorie van grieven, 32). Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel leiden, zijn gesteld noch gebleken.
de bestemming is gewijzigd zoals hiervoor bedoeld”zowel te lezen in het eerste lid als het zesde lid van die bepaling, zodat daarmee veeleer lijkt te worden verwezen naar een voorafgaande bepaling waarin de wijziging wordt toegelicht en niet ook naar het in het eerste lid van artikel 7 vervatte zinsdeel dat
“er gestart mag worden met de bouw van de bedrijfspanden/kantoren op het verkochte”.Feiten en omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat partijen over en weer redelijkerwijs moesten begrijpen en hebben begrepen dat het recht op bijbetaling zou vervallen indien op 31 december 2010 niet feitelijk gestart kon worden met de bouw van bedrijfspanden/kantoren op de percelen zijn niet (voldoende) gesteld of gebleken.
5.Slotsom
€ 1.788,-(2 punten x tarief II)