Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Proximedia Nederland B.V.handelend onder de naam
BeUp,
[bedrijfsnaam],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
’10.1 De onderhavige overeenkomst is gesloten voor een onherroepelijke en niet reduceerbare duur van
48 MAANDEN. De abonnee kan evenwel besluiten de overeenkomst te ontbinden mits de betaling van een ontbindingsvergoeding gelijk aan 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode. In alle andere gevallen van vervroegde contractbreuk door een handeling of een overtreding door de abonnee, is deze ook gehouden om aan BeUp, bij wijze van forfaitaire vergoeding een som te betalen die gelijk is aan 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode. (…)’
‘Tot mijn verbazing krijg ik een factuur voor administratiekosten!!!
U heeft hier niet over gesproken.
Ik ben daarom ook niet van plan deze te betalen.
U voorstel is achteraf toch weer duurder, zoals ik al voorspeld had!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Bij deze ga ik niet meer akkoord en trek ik de automatische incasso in!’
Meneer [naam] deed het allemaal vele voordeliger voor dan achteraf blijkt.
Na in de winkel een gesprek te hebben gehad (onrustig met klanten erbij!) moest ik meteen tekenen, er zit teveel dwang achter deze manier van aanpak.
Na alles rustig nagelezen te hebben realiseer ik mij pas wat het allemaal inhoud.
U moet niet meteen u klanten een handtekening laten zetten, men moet eerst RUSTIG de voorwaarden kunnen doorlezen en dan een beslissing kunnen nemen.
Achteraf voel ik mij er in geluisd, zeer dwingende ontbindingsvoorwaarden met een looptijd van 48 maanden!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Ik ga hier niet mee akkoord, voor mij is het te onduidelijk wat u voor mij kan betekenen! (…)’
‘Refererend aan het telefonisch onderhoud heden middag tussen u en [de medewerker] kunnen wij u het volgende bevestigen.
BeUp zal de maandelijkse bijdrage eenmalig en per heden van € 155 exclusief BTW verlagen naar
€ 139 exclusief BTW.
Tevens zal BeUp uw website/webshop vernieuwen zonder dat hier kosten aan verbonden zitten voor u.
Zoals met [de medewerker] besproken zullen de dossierkosten komen te vervallen.’
‘Het lijkt mij een redelijk voorstel.’
‘Aangezien u de facturen niet betaalt en u geen enkele medewerking verleent naar aanleiding van onze diverse schrijven, laat u ons geen andere keus dan de overeenkomst in uw nadeel te verbreken conform artikel 10 van de overeenkomst (…)’.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Daarop heeft Proximedia een akte genomen, gevolgd door een antwoordakte van [geïntimeerde] .
De kantonrechter heeft in het vonnis van 24 april 2013 overwogen dat Proximedia geen enkel inzicht heeft gegeven in de door haar geleden schade als gevolg van de voortijdige beëindiging van de overeenkomst. Proximedia heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat zij als gevolg van de voortijdige beëindiging van de overeenkomst schade heeft geleden zodat de gevorderde boete in buitensporige wanverhouding staat tot de geleden schade. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 750,--, de vorderingen in conventie afgewezen en de vordering van Proximedia in reconventie toegewezen tot een bedrag van € 1.577,05.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
dwaling5.4. Met haar derde grief komt [geïntimeerde] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het beroep op dwaling niet slaagt. Het hof overweegt als volgt.
De kantonrechter heeft overwogen dat na de totstandkoming van de overeenkomst op 9 november 2010 [geïntimeerde] niet kenbaar heeft gemaakt dat zij de overeenkomst wil ontbinden of vernietigen. Zij heeft bij e-mailberichten van 13 november 2010 wel bezwaren geuit tegen de overeenkomst. Daarop heeft Proximedia op 15 november 2010 telefonisch een voorstel gedaan, dat [geïntimeerde] heeft aanvaard. [geïntimeerde] heeft op de schriftelijke bevestiging nog gereageerd bij e-mailbericht van 17 november 2010 met de mededeling dat het haar een redelijk voorstel lijkt. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van aanvaarding van een voorstel tot opheffing van het nadeel zoals bedoeld in artikel 6:230 BW, op grond waarvan de bevoegdheid tot vernietiging vervalt.