Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[naam B.V.],
[notaris X],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
"de koper aanvaardt het verkochte in de staat waarin het zich ten
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
3. gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.050,- ter zake van buitengerechtelijke kosten die eiseres ten gevolge van voornoemd onrechtmatig handelen van gedaagde heeft moeten maken;
5.Eiswijziging in hoger beroep
De grieven
primairaan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [notaris X] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door - in strijd met de feiten - bevestigend te antwoorden op de vraag van haar directeur, de heer [directeur Spijker BV] (hierna: [directeur Spijker BV] ), of het klopt dat [adres] niet verhuurd was (zie het petitum van de appeldagvaarding onder 1). Het hof gaat ervan uit dat het op deze (primaire) grondslag gebaseerde deel van de verklaring voor recht in het petitum van de memorie van grieven onder I abusievelijk is weggevallen.
Ter onderbouwing van zijn betwisting dat [directeur Spijker BV] die vraag aan hem heeft gesteld en dat hij daarop bevestigend zou hebben geantwoord, beroept [notaris X] zich op de geluidsopname van de veiling, waarop een en ander niet te horen is, terwijl daarop wel de mededeling valt te beluisteren " [adres] …voor zover bekend niet verhuurd".
De gestelde telefonische mededeling wordt door [notaris X] betwist. Daartoe beroept hij zich op een schriftelijke verklaring van [Z] d.d. 26 mei 2014, inhoudende, voor zover van belang, dat in dat bewuste telefoongesprek absoluut niet is gesproken over [adres] (productie 3 bij de memorie van antwoord). Aangezien [naam B.V.] nog niet op deze productie heeft kunnen reageren, zal het hof daarop niet in haar nadeel acht slaan en zal het hof, voor zover die productie voor de beoordeling relevant zou kunnen zijn, [naam B.V.] eerst in de gelegenheid stellen zich daarover uit te laten.
[notaris X] bestrijdt dat hij - náást het onderzoek dat hij heeft gedaan - méér onderzoek had moeten doen naar de al dan niet verhuurde staat van [adres] . Ter onderbouwing van dit verweer beroept hij zich op de uitspraak van de Kamer voor het Notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden d.d. 9 januari 2015, die hem op dit punt in het gelijk heeft gesteld. Het hof leidt uit de memorie van grieven onder 98 en 99 af dat [naam B.V.] bekend is met deze uitspraak, en dat zij daarvan hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam ( [naam B.V.] spreekt abusievelijk over het Gerechtshof Arnhem).
[naam B.V.] klaagt erover dat de rechtbank haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om te bewijzen dat [directeur Spijker BV] voorafgaand aan het uitbrengen van zijn bod aan [notaris X] heeft gevraagd of het klopt dat de bedrijfsunit [adres] niet verhuurd was en dat [notaris X] deze vraag uitdrukkelijk bevestigend heeft beantwoord. De rechtbank heeft dit bewijsaanbod gepasseerd, omdat de desbetreffende vraag noch het antwoord op de geluidsopname van de veiling zijn te horen. Volgens [naam B.V.] is het echter verklaarbaar dat een en ander niet op de geluidsopname voorkomt, aangezien zowel [notaris X] als [directeur Spijker BV] op grote afstand van de geluidsapparatuur zaten. Zij heeft in eerste aanleg een drietal verklaringen van collega-veilingkopers overgelegd, die alle drie bevestigen dat [notaris X] de vraag van [directeur Spijker BV] of hij ervan uit mocht gaan dat het desbetreffende pand niet verhuurd was, bevestigend heeft beantwoord.
primairegrondslag van de vordering is het hof van oordeel dat, indien zou komen vast te staan dat [notaris X] desgevraagd uitdrukkelijk en zonder voorbehoud aan [directeur Spijker BV] zou hebben te kennen gegeven dat hij ervan uit kon gaan dat de bedrijfsunit [adres]
nietverhuurd was, hij in strijd heeft gehandeld met hetgeen onder de gegeven omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelende veilingnotaris mocht worden verwacht. Afgaand op diens eigen stellingen had [notaris X] hieromtrent voorafgaand aan de veiling immers geen sluitende zekerheid weten te verkrijgen, om welke reden in het "inlichtingenformulier uitveiler" (productie 3 bij de conclusie van antwoord) was vermeld dat [adres]
voor zover bekendniet was verhuurd, hetgeen ook op de veiling is meegedeeld (zie de uitgeschreven versie van de geluidsopname van de veiling; productie [nr] bij de conclusie van antwoord).
nietverhuurd was en dat [notaris X] deze vraag bevestigend heeft beantwoord, zal het hof hem toelaten tot deze bewijslevering.
subsidiairegrondslag van de vordering.
Indien zou komen vast te staan dat [Q] in het telefoongesprek met [Z] heeft meegedeeld dat [adres] verhuurd was, zou [notaris X] in strijd hebben gehandeld met hetgeen onder de gegeven omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelende veilignotaris mocht worden verwacht door op de veiling mee te delen dat [adres]
voor zover bekendniet was verhuurd. Hij had in dat geval kunnen weten dat [adres] wél was verhuurd. Indien [Z] deze informatie niet aan hem heeft doorgegeven, ligt dit naar het oordeel van het hof in de risicosfeer van [notaris X] .
meer subsidiairegrondslag, te weten dat [notaris X] als veilingnotaris onzorgvuldig jegens [naam B.V.] als veilingkoper heeft gehandeld door geen nader (feitelijk) onderzoek te verrichten naar de al dan niet verhuurde staat van [adres] .
Van de notaris mag, gelet op diens functie bij een veiling als de onderhavige, een zelfstandig onderzoek worden verwacht naar de juistheid van de aan het publiek over het betrokken pand te geven informatie, waarop het publiek dan ook mag vertrouwen. Deze norm houdt niet in dat de notaris zonder meer voor de juistheid van deze informatie garant staat, maar eist wel van de notaris een hoge mate van zorgvuldigheid. Tussen verkoper en koper geldende veilingvoorwaarden kunnen daaraan niet afdoen (HR 22 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2021).
geenonjuiste informatie heeft verstrekt. De vraag die beantwoord moet worden, is of hij onzorgvuldig heeft gehandeld door mee te delen dat [adres]
voor zoverbekend niet verhuurd was, terwijl hij mogelijk - door het verrichten van méér (feitelijk) onderzoek - had kunnen achterhalen dat sprake was van verhuur.
"Voorop staat dat het risico wat betreft de staat van het verkochte volgens de hierboven aangehaalde veilingvoorwaarden bij de koper, in dit geval klaagster, ligt. Dit gegeven geeft nader inhoud aan de onderzoeksplicht die op de notaris rust.Van belang is dat de notaris - naar onweersproken is gesteld - afgezien van een onderzoek ter plekke, wel stappen heeft ondernomen om de staat van het gebruik te verifiëren. Zo heeft hij onder meer de eigenaren van de panden aangeschreven met een verzoek om informatie. De enkele omstandigheid dat daarop geen reactie werd ontvangen kan - op zich zelf beschouwd en/of in samenhang met de overige hier van belang zijnde factoren - niet worden aangemerkt als een dwingende reden voor de notaris voor een onderzoek ter plekke.De notaris was immers, naar hij onweersproken heeft verklaard, bekend met de staat van het appartementencomplex waar [adres] onderdeel van uitmaakt en naar de notaris - eveneens onweersproken - gesteld heeft, had hij geen sleutel van het pand en zou hij aan de buitenkant van het pand niet kunnen zien of er voor het pand een huurcontract gesloten was. Klaagster kan daarom niet gevolgd worden in haar stelling dat van de notaris gevergd had mogen worden dat hij een nader onderzoek ter plekke zou instellen."
7.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum dinsdag