Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Als grondslag voor de uitkering geldt het laatstgenoten brutoloon, per vier weken dan wel
Dit bedrag is exclusief de objecttoeslag omdat dit geen toeslag is zoals
In uw brief van
onvoldoende is aangetoond dat de toeslag bij het vaste salaris behoort’.
3.3. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Met ingang van 1 oktober 1993 is in samenhang met deze cao een regeling voor vrijwillig vervroegd uitgetreden van kracht. Deze regeling is opgenomen in de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor vervroegd uittreden uit de particuliere beveiligingsorganisaties. (…) De tekst van de VUT cao is opgenomen in bijlage 1 van deze cao.”. Het hof leidt hieruit af dat de beide cao’s aldus met elkaar verbonden zijn en is van oordeel dat voor de uitleg van de VUT cao tevens aansluiting kan worden gezocht bij hetgeen in de cao Particuliere Beveiliging is bepaald. Het hof gaat hiermee voorbij aan de ter zitting van het hof aangevoerde bezwaren van de zijde van de Stichting tegen het betrekken van deze laatste cao bij de uitleg van artikel 6 van de VUT cao.
Dit betekent dat [geïntimeerde] in de laatstgenoemde weekperiode deels werkte ná 18.00 uur en hij dus krachtens de cao Particuliere Beveiliging gerechtigd was tot de in artikel 43 genoemde bijzondere beloning voor het werk in de avonduren. Gesteld noch gebleken is dat deze vergoeding als zodanig aan hem is uitgekeerd. Het hof begrijpt dat de zogenoemde objecttoeslag onder meer deze component van 10% toeslag bevatte.
5.De slotsom
€ 1.896,-(3 punten x tarief I ad € 632,-)