ECLI:NL:GHARL:2016:3437

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
28 april 2016
Zaaknummer
200.177.564/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een gezagskwestie met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2016 een beschikking gegeven inzake de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin een beslissing over het gezag en de omgangsregeling is genomen. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel appel ingesteld en verzoekt onder andere om een dwangsom voor het niet naleven van de omgangsregeling.

Het hof heeft vastgesteld dat er een belangenstrijd bestaat tussen de ouders met betrekking tot het gezag en de zorg- en contactregeling voor de minderjarigen. De ouders zijn niet in staat om onderling overeenstemming te bereiken, wat heeft geleid tot de noodzaak om een bijzondere curator te benoemen. De bijzondere curator, mevrouw drs. [E], psycholoog, is bereid gevonden om de belangen van de minderjarigen te behartigen. Het hof heeft de bijzondere curator verzocht om contact op te nemen met relevante instanties en om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling op 15 maart 2016.

De beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden. Het hof heeft de belangen van de minderjarigen vooropgesteld en benadrukt dat de intrinsieke motivatie van de ouder wordende minderjarigen zwaar weegt in deze procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.177.564/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/143204/ FA RK 13-2047)
beschikking van de familiekamer van 1 maart 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Henkelman, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.C. Braak, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 12 november 2013, 15 juli 2014 en 30 juni 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 september 2015, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 30 juni 2015. De moeder verzoekt het hof die beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - te vernietigen voor zover daarbij een beslissing over het gezag en de omgangsregeling is genomen en in zoverre opnieuw recht doende:
1. het verzoek van de vader tot vaststelling gezamenlijk gezag, alsmede tot vaststelling van een regeling in het kader van de verdeling van de zorg en opvoedingstaken, althans omgangsregeling, af te wijzen;
2. althans - met inachtneming van de door de moeder aangevoerde grieven en gegevens - een vrije omgangsregeling vast te stellen, waarbij het streven is dat de kinderen gedurende een middag per maand te [C] leuke activiteiten met hun vader ondernemen, waarbij de gezondheidstoestand van [de minderjarige2] leidend zal zijn;
3. de kosten tussen partijen in beide instanties te compenseren.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 10 november 2015, heeft de vader het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden. Daarbij heeft de vader tevens incidenteel appel ingesteld tegen de beschikking van 30 juni 2015. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en zo nodig onder verbetering dan wel aanvulling van de gronden, opnieuw recht doende bij beschikking en zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat de door hem bij het in eerste aanleg als productie 5 bij inleidend verzoekschrift overgelegde vakantie- en feestdagenschema in de in deze te wijzen beschikking zal worden opgenomen;
2. de moeder te veroordelen tot een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de moeder in gebreke blijft de haal/brengregeling, zoals vastgesteld door de rechtbank bij beschikking d.d. 30 juni 2015, inhoudende dat de moeder de kinderen op zondagmiddag bij een wegrestaurant te [D] ophaalt nadat de vader de kinderen aldaar heeft gebracht, na te komen met een maximum van € 12.500,-, althans een zodanig bedrag per keer met een zodanig maximum als het hof vermeent te behoren,
en de kosten tussen partijen in beide instanties te compenseren.
2.3
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 22 december 2015, heeft de moeder het verzoek in het incidenteel appel van de vader bestreden.
2.4
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- een brief van 1 oktober 2015 van de Raad voor de Kinderbescherming;
- een journaalbericht van 27 oktober 2015 van mr. Henkelman met bijlagen;
- een journaalbericht van 25 februari 2016 van mr. Henkelman met bijlage;
- een journaalbericht van 29 februari 2016 van mr. Braak.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, kan, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige terzake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
3.2
Het hof is van oordeel dat zich in deze procedure met betrekking tot de minderjarigen [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2002, en [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2003, een belangenstrijd in de zin van voormeld artikel voordoet, welke strijd zich toespitst op het door de vader gewenste gezamenlijk gezag en het door de moeder gewenste eenhoofdig gezag alsmede de invulling van de zorg- en contactregeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met de vader. De ouders blijken onderling niet in staat daarover overeenstemming te bereiken, daarbij rekening houdend met de (in ieder geval) tijdens het - op 3 december 2014 vroegtijdig afgebroken - ONS-traject door [de minderjarige1] en [de minderjarige2] geuite wensen en ideeën, zodat er sprake is van een strijd tussen het belang van de ouders en het belang van de minderjarigen.
3.3
Het hof acht het dan ook in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat een bijzondere curator hun belangen behartigt en kan bezien welke gezagsvoorziening en zorg- en contactregeling met de vader in hun belang moet worden geacht.
3.4
Bij genoemde journaalberichten van 25 en 29 februari 2016 hebben de ouders via hun advocaten aangegeven dat ze instemmen met het benoemen van een bijzondere curator.
3.5
Mevrouw drs. [E] , psycholoog, kantoorhoudende te [C] , is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door het hof, alvorens verder te beslissen, worden benoemd.
3.6
Het hof verzoekt de bijzondere curator de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen.
3.7
Het hof verzoekt de bijzondere curator voor het verkrijgen van informatie tevens contact op te nemen met [F] te [C] waar als hierboven aangegeven een ONS-traject is gestart.
3.8
Voorts roept het hof de bijzondere curator bij deze op om naar de mondelinge behandeling bij het gerechtshof te komen. Deze wordt gehouden op 15 maart 2016 om 11.15 uur in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
benoemt mevrouw [E] , psycholoog te [C] , van [G] tot bijzondere curator over de minderjarigen [de minderjarige1] , geboren [in] 2002, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2003, om in deze procedure de belangen van deze minderjarigen te behartigen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan;
roept de bijzondere curator op voor de mondelinge behandeling van 15 maart 2016 om 11.15 uur in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. A.W. Beversluis en
mr. I.A. Vermeulen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 maart 2016 in bijzijn van de griffier.