Uitspraak
[appellant],
,
[geïntimeerde/bedrijf],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
de vonnissen van de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen d.d. 25 mei 2011, 26 januari 2011 en 21 september 2011, zaak/rolnummer 457740 CV EXPL 10-9723 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van geïntimeerde af te wijzen en tevens geïntimeerde te veroordelen om aan appellant terug te betalen al hetgeen door appellant aan geïntimeerde is voldaan uit hoofde van voornoemde vonnissen en met veroordeling van geïntimeerde in de proceskosten in beide instanties, met bepaling dat over de proceskosten wettelijke rente is verschuldigd en indien deze niet binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen eindarrest zijn betaald."
3.Procespartijen
4.De vaststaande feiten
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
6.De bespreking van de grieven
- er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking omdat in plaats van het oorspronkelijk overeengekomen bouwkundige werk en het schilderen van de trappen (waarvoor is betaald) het onderhavige werk is uitgevoerd dat als meerwerk wordt gepresenteerd (grieven I en IV);
- er voorts geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking omdat geen opdracht is gegeven voor deze werkzaamheden en deze ook niet ongedaan kunnen worden gemaakt (grief II);
- de oorspronkelijk overeengekomen bouwkundige werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, zodat [appellant] ter zake onverschuldigd heeft betaald en hij zich ter zake van de verbintenis tot terugbetaling daarvan op verrekening kan beroepen (grief IV);
- van het meerwerk een bedrag van € 127,93 in ieder geval wordt betwist (grief III);
- [appellant] ten onrechte is veroordeeld tot betaling van de kosten van de verstekprocedure (grief V).
grief II.
de grieven I, III en IVbestaat daarnaast geen belang.