ECLI:NL:GHARL:2016:3322

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
15/01344
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging navorderingsaanslag inkomstenbelasting na verwijzing door Hoge Raad

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2006. De zaak was eerder behandeld door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 4 juli 2013 een uitspraak deed. Na verwijzing door de Hoge Raad op 25 september 2015, was het niet langer in geschil dat belanghebbende geen recht had op een integrale proceskostenvergoeding. Tijdens de zitting op 13 april 2016 bereikten partijen een compromis, waarbij de navorderingsaanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 200.000, na verrekening van een verlies van € 164.072, en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.172. De beschikking voor de verrekening van verliezen uit werk en woning bleef in stand.

Het Hof oordeelde dat het hoger beroep van de Inspecteur gegrond was en het incidentele hoger beroep van belanghebbende ongegrond. De proceskosten werden vastgesteld op € 2.976, die de Inspecteur aan belanghebbende moest vergoeden, evenals het griffierecht van € 42 dat bij de rechtbank was betaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Derde meervoudige belastingkamer
nummer 15/01344
uitspraakdatum: 26 april 2016
appellant en verweerder in
incidenteel appel : de inspecteur van de Belastingdienst/ [...] (hierna: de Inspecteur)
verweerder in hoger beroep
en appellant in incidenteel
appel : [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
uitspraak in eerste aanleg : van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 4 juli 2013, nummer AWB 12/2960
aangevallen beslissing : navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2006
onderzoek ter zitting : op 13 april 2016 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende en zijn gemachtigde, mr. [A] , bijgestaan door mr. [B] , alsmede namens de Inspecteur mr. [C] , bijgestaan door mr. O [D]
als getuigen zijn verschenen : mr. [E] en [F]

gronden:

Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen dat de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2006 verminderd dient te worden tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning – na verrekening van een verlies van € 164.072 - van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.172. De bij de navorderingsaanslag vastgestelde beschikking verrekening verliezen uit werk en woning van € 164.072 blijft derhalve in stand.
Na de verwijzing door de Hoge Raad (HR 25 september 2015, nr. 14/03674, ECLI:NL:HR:2015:2798) is niet langer in geschil dat belanghebbende geen recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding, zodat het incidentele hoger beroep van belanghebbende niet slaagt.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond en het incidentele hoger beroep ongegrond.

proceskosten:

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep, het hoger beroep en het hoger beroep na verwijzing heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 992 voor de kosten in eerste aanleg (1 punt voor beroepschrift en 1 punt voor zitting, wegingsfactor 1), € 992 voor de kosten in hoger beroep (1 punt voor verweerschrift en 1 punt voor zitting, wegingsfactor 1) en € 992 voor de kosten in hoger beroep na verwijzing (1 punt voor conclusie na verwijzing en 1 punt voor zitting, wegingsfactor 1), ofwel in totaal op € 2.976.

beslissing:

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,
  • vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
  • vermindert de navorderingsaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.172,
  • bevestigt de verliesverrekeningsbeschikking,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.976 en
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het in verband met het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. A. van Dongen, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

De beslissing is op 26 april 2016 in het openbaar uitgesproken.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 26 april 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatieinstellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.