Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[de moeder] ,
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van ouders om het ouderlijk gezag over hun minderjarige dochter, geboren in 2013, te herstellen. De ouders, die in eerste aanleg hun verzoek tot opheffing van de voogdijmaatregel door de rechtbank Noord-Nederland zagen afgewezen, hebben in hoger beroep de beschikking van 26 augustus 2015 bestreden. De moeder stond ten tijde van de geboorte onder curatele en de voogdij was toevertrouwd aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland, thans Regiecentrum Bescherming en Veiligheid. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de ouders vergezeld waren door hun begeleiders en advocaat. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming waren ook aanwezig.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige, die met 27 weken is geboren, veel gezondheidsproblemen heeft gehad en intensieve zorg nodig heeft. De ouders hebben in de afgelopen jaren niet voldoende betrokkenheid getoond bij de opvoeding van de minderjarige, wat heeft geleid tot zorgen over haar ontwikkeling. Het hof heeft het belang van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de hechting met de pleegouders niet verstoord mag worden. De ouders hebben geen reële kans gekregen om hun opvoedingsvaardigheden te bewijzen, maar het hof oordeelt dat de aanvaardbare termijn inmiddels is verstreken. De ouders blijven belangrijk voor de minderjarige, maar het hof heeft besloten het verzoek om het gezag te herstellen af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.