Uitspraak
advocaat voorheen: mr. J.T. Willemsen, kantoorhoudend te Haarlem,
verweerder in hoger beroep,
1.1. [de vader] ,
kantoorhoudend te Groningen,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 30 oktober 2015;
- het verweerschrift, ingekomen op 24 november 2015;
- een journaalbericht d.d. 30 december 2015, ingediend namens mr. Werink, met als bijlage het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 7 juli 2015;
- een brief van de raad d.d. 9 februari 2016 met als bijlage het raadsrapport d.d. 6 januari 2016;
- een journaalbericht met bijlagen d.d. 3 maart 2016, ingediend namens mr. Werink.
- de vader;
- namens de GI: de heer [C] en mevrouw [D] .
De vader heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde schriftelijke notitie.
- een brief van de raad d.d. 4 april 2016 met als bijlage de beschikking van de rechtbank d.d. 25 maart 2016.
De vaststaande feiten
- [in] 2003 [de minderjarige1] (verder te noemen: [de minderjarige1] );
- het gezag van de moeder over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] beëindigd;
- bepaald dat de vader alleen met het gezag belast is over [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ;
4.De motivering van de beslissing
De ontvankelijkheid* De ondertoezichtstelling
* De uithuisplaatsing van [de minderjarige2]
.Ingevolge artikel 1:268 lid 3 BW belast de rechtbank evenwel indien sprake is van een
schorsingvan het gezag van een ouder (waarvan ten tijde van de bestreden beschikking nog sprake was), een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet met de (voorlopige) voogdij over de minderjarige, indien de geschorste ouder alleen het gezag uitoefende. De rechtbank kon de vader derhalve niet tot voogd over [de minderjarige1] benoemen.
* De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1]
* De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige3]
De slotsom