ECLI:NL:GHARL:2016:3273

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
25 april 2016
Zaaknummer
200.179.248/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming schoolkeuze en zorgregeling in het belang van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schoolkeuze en zorgregeling van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] op de Internationale School te [E]. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht om inschrijving op school "[J]" te [B]. Het hof heeft de belangen van [de minderjarige] afgewogen, waarbij de wens van [de minderjarige] om op zijn huidige school te blijven, zwaarder heeft gewogen dan de belangen van de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige school van [de minderjarige] voldoende kwaliteit biedt en dat hij daar goede resultaten behaalt. De moeder heeft ook een wijziging van de zorgregeling verzocht, maar het hof heeft besloten dat [de minderjarige] nogmaals gehoord moet worden over deze regeling. De ouders zijn in een conflict verwikkeld en het hof heeft hen aangespoord om samen te werken in het belang van [de minderjarige]. De beslissing van de rechtbank Overijssel is bekrachtigd, waarbij de ouders zijn verplicht om voorafgaand aan vakanties een ondertekend consent form te verstrekken. De zaak is complex en de ouders worden aangemoedigd om hulp te zoeken om hun communicatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.179.248/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/164263/ FA RK 14-2633)
beschikking van de familiekamer van 14 april 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] , feitelijk verblijvende te [B] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.J. Kim-Meijer, kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.J. Driessen, kantoorhoudend te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 10 september 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 oktober 2015;
- het verweerschrift met productie, ingekomen op 28 december 2015;
- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) van 25 november 2016;
- een journaalbericht van mr. Kim-Meijer van 25 februari 2016 met bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Driessen van 26 februari 2016 met bijlage;
- een journaalbericht van mr. Driessen van 2 maart 2016 met bijlage;
- een journaalbericht van mr. Kim-Meijer van 4 maart 2016 met bijlagen.
2.2
Op 7 maart 2016 is [de minderjarige] verschenen, die buiten aanwezigheid van de ouders door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 7 maart 2016 plaatsgevonden.
De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaten mr. E.J. Kim-Meijer en mr. W.A. van der Stroom-Willemsen en mevrouw [C] , tolk in de Engelse taal (tolknummer [00] ). De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B.J. Driessen.
Namens de raad is in het kader van zijn adviserende taak de heer [D] verschenen.
De zaak is - met toestemming van alle partijen - gelijktijdig behandeld met het beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 17 juni 2015, betreffende de bijdrage van de moeder in de kosten verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , bij het hof bekend onder zaaknummer 200.177.078, in welke zaak bij afzonderlijke beschikking wordt beslist.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest.
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] (in deze beschikking verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2003 te [A] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [de minderjarige] heeft de Nederlandse en de Canadese nationaliteit. Tot 2008 hebben de ouders met [de minderjarige] gezamenlijk in [A] gewoond.
3.2
De ouders hebben hun relatie met elkaar feitelijk in 2008 beëindigd. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader en woont -mede in verband met de internationale scholing- samen met de vader in Nederland, sinds 13 februari 2008.
3.3
Op 26 mei 2013 hebben partijen het (via cross border mediation tot stand gekomen) ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant ondertekend, waarin onder meer de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling en/of vakantieregeling) is vastgelegd, alsmede de door de vrouw aan de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna ook: de kinderalimentatie).
Voor zover hier van belang zijn partijen daarbij overeengekomen dat de zorgregeling in de toekomst kan worden gewijzigd als [de minderjarige] de leeftijd van 13 jaar bereikt heeft en dat [de minderjarige] het basisschoolgedeelte (primary block) op de Internationale School in [E] zal afmaken. Na afronding van dit deel zullen partijen - zoals vermeld in het ouderschapsplan - andere opties voor het volgende schoolniveau overwegen, hetgeen betekent dat [de minderjarige] ofwel naar het [F] College in [G] of een andere tweetalige middelbare school zal gaan ofwel naar een kostschool met een International Baccalaureat in het Verenigd Koningrijk, Europa en Canada. De ouders zouden [de minderjarige] bij deze beslissing betrekken, rekening houdend met zijn leeftijd en de omstandigheden.
3.4
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 21 augustus 2013 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De regeling zoals tussen partijen is overeengekomen in het ouderschapsplan en het convenant van 26 mei 2013 maakt deel uit van de beschikking van de rechtbank en is daartoe aan de beschikking gehecht.
3.5
De vader heeft zonder toestemming van de moeder [de minderjarige] per 6 januari 2014 overgeplaatst naar de [H] Basisschool in [I] . De moeder was het hier niet mee eens en heeft een kort geding aangespannen strekkende tot nakoming van het overeengekomene in het ouderschapsplan. Nadat een dagvaarding werd uitgebracht is [de minderjarige] -onder de door de vader gestelde (financiële) voorwaarde- op 11 februari 2014 teruggekeerd naar de Internationale School te [E] waar hij het basisschoolgedeelte (primary block) heeft afgemaakt.
3.6
De moeder is verhuisd vanuit [A] en woont sinds augustus 2014 in [B] . De vader heeft -na jaren werkloos te zijn geweest- samen met zijn huidige partner in augustus 2014 een wijnbar in het centrum van [B] geopend.
3.7
Bij inleidend verzoekschrift van 11 november 2014 heeft de moeder gelet op de gewijzigde omstandigheden de rechtbank verzocht
- de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling/vakantieregeling te wijzigen en
de co-ouderschapsregeling en vakantieregeling vast te stellen zoals nader omschreven in het verzoekschrift;
- te bepalen dat de vader, voorafgaande aan iedere vakantie van [de minderjarige] met de moeder in het buitenland, aan de moeder een door hem getekend consent form dient te tekenen, met bijgevoegd een kopie van zijn geldig identiteitsbewijs alsmede te bepalen dat de vader, bij een vakantie van [de minderjarige] met de moeder buiten Europa, het Nederlandse paspoort van [de minderjarige] aan de moeder dient te verstrekken, twee dagen voorafgaande aan de voorgenomen reis van [de minderjarige] met de moeder;
- en haar vervangende toestemming te verlenen om een kinderpsycholoog voor [de minderjarige] in te schakelen teneinde het contact tussen haar en [de minderjarige] te ondersteunen.
3.8
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 12 december 2014 is een zorgregeling tussen de vrouw en [de minderjarige] vastgesteld.
3.9
Partijen hebben nadien getracht om via mediation tot een oplossing van hun geschil te komen over de zorgregeling tussen de vrouw en [de minderjarige] . Mediation heeft echter niet geleid tot beëindiging van hun geschil.
3.1
De moeder heeft op 20 april 2015 een aanvullende verzoek ingediend, waarbij zij de rechtbank heeft verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] voor het schooljaar 2015-2016 en de daarop volgende jaren in te schrijven voor het volgen van het voortgezet onderwijs aan de Internationale School te [E] .
De vader heeft daartegen bij zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht hem vervangende toestemming te verlenen - in plaats van de toestemming van de moeder - om [de minderjarige] voor het schooljaar 2015-2016 en de daarop volgende jaren in te schrijven voor het volgen van het voorgezet onderwijs aan " [J] " te [B]
3.11
Bij tussenbeschikking van 1 mei 2015 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] vastgesteld en de raad verzocht om een onderzoek in te stellen en te adviseren met betrekking tot de zorgregeling en aangaande het door de vader en de moeder verzochte met betrekking tot de schoolkeuze.
3.12
De raad heeft op 9 juli 2014 een rapport uitgebracht.
3.13
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking - onder wijziging van het ouderschapsplan van 26 mei 2013 - overeenkomstig het advies van de raad als zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] vastgesteld:
- een dag in de week na schooltijd tot 20.00 uur;
- eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdag tot en met zondag. Te beginnen met een dag in het weekend en uit te breiden naar een weekend van vrijdag tot en met zondag;
- gedurende de vakanties conform de vakantieregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan d.d. 26 mei 2013.
In diezelfde beschikking heeft de rechtbank de vader vervangende toestemming verleend - in plaats van de toestemming van de moeder - om [de minderjarige] in te schrijven op de school " [J] " te [B] en hem aan te melden voor de nivo-test.
Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de vader voorafgaand aan iedere vakantie van [de minderjarige] met de moeder in het buitenland een door de vader getekend consent form, met bijgevoegd een kopie van een geldig identiteitsbewijs van [de minderjarige] , aan de moeder dient af te geven.
Het meer of anders verzochte is door de rechtbank afgewezen.
Het hoger beroep van de moeder richt zich tegen deze beschikking.
3.14
[de minderjarige] staat voor het schooljaar 2015-2016 ingeschreven en volgt de MAVO/HAVO opleiding, leerjaar 1, op de school " [J] " te [B] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 10 september 2015. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
4.2
Het hof stelt vast dat de moeder haar verzoek om te bepalen -kort samengevat- dat de vader, wanneer [de minderjarige] met de moeder op vakantie naar buitenland gaat, het Nederlandse paspoort van [de minderjarige] aan de moeder dient af te geven, ter zitting van het hof heeft ingetrokken.
Daar tegenover heeft de moeder haar verzoek in hoger beroep aangevuld met een verzoek strekkende tot het maken van afspraken over het tijdig verstrekken van het consent form.
Gelet op die intrekking zal het hof de derde grief van de moeder betreffende het Nederlandse paspoort van [de minderjarige] onbesproken laten en het verzoek van de moeder op dit punt in hoger beroep afwijzen.
4.3
De geschillen tussen partijen in hoger beroep betreffen de schoolkeuze voor [de minderjarige] , de zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige] , de noodzaak om een kinderpsycholoog voor [de minderjarige] in te schakelen teneinde het contact tussen de moeder en [de minderjarige] te ondersteunen en het (tijdig afgeven van het) consent form.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen ouders ingeval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechter voorleggen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
Ten aanzien van de schoolkeuze
5.2
De schoolkeuze van [de minderjarige] houdt partijen verdeeld.
De moeder handhaaft haar verzoek om [de minderjarige] terug te plaatsen op de Internationale School te [E] . De moeder vindt het in het belang van [de minderjarige] dat hij naar de Internationale School in [E] gaat omdat hij zo de beste opleiding krijgt om hoge kansen te hebben op de internationale arbeidsmarkt en zo niet alleen georiënteerd zal zijn op Nederland. Zij vindt dit, zo begrijpt het Hof, in het belang van [de minderjarige] mede gezien zijn Canadees/Indiase achtergrond, zijn culturele achtergronden en zijn familiebanden in Canada. De moeder verzoekt het hof de beschikking waarvan beroep te vernietigen en opnieuw beslissende haar alsnog vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven voor het volgen van het voortgezet onderwijs aan de Internationale School te [E] .
De wens van [de minderjarige] is, zoals hij in zijn gesprek met een raadsheer-commissaris op 7 maart 2016 heeft laten blijken, om op zijn huidige school " [J] " te [B] te blijven, waar hij het eerste jaar MAVO/HAVO volgt. Hij vindt het reizen naar zijn vorige (internationale) school in tijd te belastend en nadelig voor zijn contacten met vrienden en zijn sportbeoefening. Ook vindt hij zijn huidige school gezelliger. Engelse les volgt hij op niveau VWO 2e klas waardoor hij in die (moeder)taal uitdagingen heeft.
De vader staat achter de wens van [de minderjarige] . De vader acht " [J] " te [B] de meest passende schoolkeuze voor [de minderjarige] en hij verzoekt het hof dan ook de grieven van de moeder op dit punt te verwerpen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
De raad heeft ter zitting van het hof te kennen gegeven ten aanzien van de schoolkeuze nog steeds achter zijn advies te staan, zoals verwoord in het raadrapport van 9 juli 2014. De raad geeft mede gelet op de leeftijd van [de minderjarige] en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling de voorkeur aan de inschrijving op het voortgezet onderwijs in [B] , te weten zijn leef/woonomgeving.
5.3
Het hof moet in deze kwestie een beslissing nemen die het meest in het belang is van [de minderjarige] . Belangen van kinderen zijn ontwikkelingsbelangen. Deze zijn er op diverse gebieden. De belangen door de moeder genoemd betreffen de belangen van een kind op een, gelet op de capaciteiten van het kind, optimale ontwikkeling op cognitief en educatief gebied. Hier zet de moeder - wat zeker grote waardering verdient - zich enorm voor in en daar heeft zij veel voor over. Dat blijkt ook uit haar inzet op onder andere financieel gebied om [de minderjarige] naar een internationale school te laten gaan. Zij betaalde de hoge reis- en schoolkosten, ook al moest zij hiervoor geld lenen bij familie en vrienden. Overigens heeft ook de vader zich blijkens het ouderschapsplan destijds achter deze schoolkeuze opgesteld.
Maar hier spelen voor [de minderjarige] ook andere ontwikkelingsbelangen, te weten: continuïteit, emotioneel welbevinden, sociale ontwikkeling (vrienden/peergroep worden belangrijker) en (het hebben en gerespecteerd worden in) de eigen mening en keuzes van een kind. Gelet op de wens van [de minderjarige] en zijn onderbouwing hiervan vindt het hof dat de laatstgenoemde belangen zwaarder moeten wegen dan de belangen waar de moeder op doelt. Wel begrijpt het hof dat de moeder voor [de minderjarige] ook zijn geluk en welbevinden op de lange termijn op het oog heeft. Maar het hof schat de korte en lange termijn nadelen voor [de minderjarige] , door hem tegen zijn wens weer op de internationale school te plaatsen, hoger in dan de mogelijke voordelen van deze school. Waarbij het hof heeft vastgesteld dat de huidige school van [de minderjarige] voldoende kwaliteit heeft en dat de schoolresultaten van [de minderjarige] in cijfers niet onderdoen voor die op de internationale school. Daar komt bij dat [de minderjarige] op zijn huidige school de mogelijkheid heeft om (Cambridge) Engels op een hoger niveau te volgen en dat hij na zijn middelbare school ook nog kan kiezen voor een internationale studie of een opleiding in het buitenland. De wereld ligt zeker nog open voor [de minderjarige] .
5.4
Gelet op het bovenstaande zal het hof de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] op de school " [J] " te [B] bekrachtigen.
Ten aanzien van de zorgregeling
5.5
Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat zij inmiddels een baan heeft gevonden op [A] en dat zij per april zal verhuizen naar [A] . Dit maakt dat zij haar verzoek ten aanzien van de zorgregeling wijzigt. Zij vraagt nu een zorgregeling inhoudend dat zij tien keer per jaar een weekend omgang kan hebben met [de minderjarige] en hem kan meenemen en dat zij met [de minderjarige] onbeperkt mag bellen en skypen. Voor de vakanties vraagt zij om [de minderjarige] vijf weken in de zomervakantie en twee weken in de kerstvakantie en meivakantie bij zich te hebben. De voorjaarsvakantie en de najaarsvakantie blijven dan voor de vader
5.6
De vader is het niet eens met dit verzoek. Volgens de vader moet er in deze nieuwe situatie meer aansluiting worden gezocht bij het oorspronkelijke ouderschapsplan.
Hij is akkoord met het komen opzoeken van [de minderjarige] tien keer per jaar, maar het moet gaan om contact in Nederland en dan van zaterdagmiddag tot zondagavond, met een frequentie van eens per zes weken. Voor de vakanties gaat hij akkoord met drie weken zomervakantie. De kerstvakantie en de meivakantie kunnen wat de vader betreft aaneengesloten om en om bij de ene of de andere ouder worden doorgebracht.
5.7
Het hof vindt dat zonder [de minderjarige] (nog een keer) te horen over dit verzoek van de moeder in deze gewijzigde situatie geen beslissing genomen kan worden over de zorgregeling. Wel merkt het hof alvast het volgende op.
Naar aanleiding van het dossier en de behandeling op de zitting stelt het hof vast dat de ouders nog steeds in de 'strijdmodus' zitten en het op vrijwel alle punten betreffende [de minderjarige] oneens zijn. Hun verschillende visies in de opvoeding van [de minderjarige] en zijn contacten met de moeder worden enkel via advocaten en bij de rechter besproken. Zij zijn niet in staat samen ouders te zijn over [de minderjarige] en met elkaar te overleggen. Eerdere mediation (cross-bordermediation voorafgaand aan het ouderschapsplan en de latere poging tot verdere mediation) heeft hier geen verbetering in gebracht. Ook nadat het hof de ouders ter zitting de vraag had voorgelegd hoe zij denken in de toekomst tot pakweg de 21-jarige leeftijd van [de minderjarige] hun ouderschap in te vullen, anders dan door het blijven voeren van stressvolle procedures, ontstond weinig ruimte voor beweging bij de ouders en bleven zij over en weer met verwijten komen. Voor [de minderjarige] is dit erg jammer en ook, zo is genoegzaam bekend, zeer schadelijk voor zijn ontwikkeling. [de minderjarige] heeft bij het hof weliswaar aangegeven dat hij al jarenlang tussen de ouders in zit en daar al aan gewend is geraakt, maar dat ziet het hof eerder als een copingstrategie dan als een aanwijzing dat het hem niet raakt en niet beschadigt. Zo had [de minderjarige] er wel moeite mee dat in zijn beleving de moeder nu toch haar werk voor liet gaan en ging verhuizen waar ze eerder aangaf hem zoveel mogelijk te willen zien. Dit soort 'pijnpunten' zijn niet nodig als hem de stap van de moeder in een goede samenwerking tussen de ouders kan worden uitgelegd. De moeder wordt in de alimentatiekwestie door de vader aangesproken op het zoeken van werk. Zeker in die situatie mag van hem verwacht worden dat hij vanuit liefde voor [de minderjarige] bij [de minderjarige] begrip en acceptatie creëert voor de beslissing van de moeder om te verhuizen. En tevens om bij [de minderjarige] haar voornemen te benadrukken om hem zo vaak als zij kan op te zoeken en mee te nemen. Ouders tonen ook liefde voor hun kinderen door ze te overtuigen van de liefde van de andere ouder voor hun kind.
Op de zitting bleek ook dat de mening en wensen van [de minderjarige] door de ouders verschillend worden begrepen of gehoord. Mogelijk - en niet ongebruikelijk - is dat [de minderjarige] , die klem zit tussen de ouders, niet altijd eenduidig in zijn wensen is. Omdat kinderen naar beide ouders loyaal zijn en laten horen wat ouders willen horen. Wat daarvan ook zij, meningsverschillen over de verschillende meningen van [de minderjarige] houden de strijd tussen de ouders in stand wanneer deze ouders niet met elkaar communiceren, niet naar elkaar luisteren en elkaar niet respecteren.
Het is nu echt de hoogste tijd voor de ouders om een andere weg in te slaan, [de minderjarige] centraal te stellen en alles te doen om hun relatie te normaliseren en te zorgen dat zij weer door een deur kunnen. De aanstaande verhuizing van de moeder en de taalbarrière maken verdere hulpverleningstrajecten op dit gebied moeilijk toepasbaar. Wel kunnen zij nog kiezen voor een mediator/gedragsdeskundige die Engelstalig is. Als de ouders menen daartoe niet in staat te zijn door hun boosheid op de ander, kunnen zij (bijv. via de huisarts) ervoor kiezen om hulp voor zichzelf te zoeken om dit te veranderen.
Los hiervan heeft het hof op de zitting met de ouders de mogelijkheid besproken om [de minderjarige] steun en hulp te geven door middel van het aanvragen voor hem van een kindbehartiger/kindcoach. Dat geeft [de minderjarige] de mogelijkheid met een neutrale deskundige persoon te praten en deze persoon kan ook naar de ouders aangeven waar [de minderjarige] tegenaan loopt en wat hij graag anders zou zien. Dat voorkomt ook verdere discussie tussen de ouders over wat [de minderjarige] nu echt wil.
5.8
Zoals hiervoor aangegeven wil het hof [de minderjarige] nog een keer horen over de omgang met de moeder. Dit gesprek zal plaatsvinden op de hieronder aangegeven plaats en tijd. Ingeval er inmiddels een kindbehartiger/kindcoach is aangetrokken kan [de minderjarige] , indien hij dit wil, deze persoon meenemen naar dit gesprek.
5.9
Van het hiervoor bedoelde gesprek zal een proces-verbaal worden opgemaakt dat aan de vader en de moeder, alsmede de raad, zal worden toegestuurd, waarna zij in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na datum verzending van dat proces-verbaal schriftelijk daarop te reageren.
5.1
Het hof zal na de datum waarop de ouders en de raad hun reactie hebben kunnen geven zonder nadere mondelinge behandeling een beslissing geven, tenzij het hof aanleiding ziet de zaak opnieuw ter zitting te behandelen.
Ten aanzien van het vervangende toestemming voor inschakelen kinderpsycholoog
5.11
Zowel beide ouders als [de minderjarige] hebben ter zitting aangegeven dat de huidige omgangsmomenten tussen de moeder en [de minderjarige] (los van de tijd die de moeder met [de minderjarige] mag doorbrengen) goed verlopen. Het contact tussen de moeder en [de minderjarige] is de afgelopen tijd aanzienlijk verbeterd.
Het hof ziet, gelet op het voorgaande alsmede op de gewijzigde omstandigheden van de moeder, geen aanleiding om de moeder vervangende toestemming voor het inschakelen van een kinderpsycholoog te geven, zodat het desbetreffende verzoek zal worden afgewezen. Dat neemt niet weg dat het hof zoals gezegd meent dat de tussenkomst van een kindbehartiger/kindcoach gewenst is.
Ten aanzien van het consent form
5.12
De moeder heeft ter zitting van het hof kenbaar gemaakt last te ondervinden en het soms zelfs als een dwangmiddel van de zijde van de vader te ervaren, om tot de laatste dag op toestemming / een ondertekend consent form te moeten wachten, terwijl zij al maanden tevoren aan de vader kenbaar heeft gemaakt dat zij met [de minderjarige] naar buitenland gaat. Zij heeft het hof dan ook mondeling verzocht om vast te stellen dat de ouders elkaar ruim voorafgaand aan iedere vakantie van [de minderjarige] in het buitenland een ondertekend consent form dienen te verschaffen.
Gelet hierop en nu de vader geen bezwaren heeft geuit tegen het maken van duidelijke afspraken op dit punt, terwijl dit ook in het belang van [de minderjarige] moet worden geacht, zal het hof bepalen dat voortaan telkens vier weken voorafgaand aan een gepland vertrek een ingevuld en ondertekend consent form aan [de minderjarige] en aan de betreffende ouder verzonden dient te zijn.

6.De slotsom

6.1
Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 10 september 2015 wat betreft de beslissing inhoudende de verlening van vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] op de school " [J] " te [B] ;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 10 september 2015 wat betreft de beslissing inhoudende de afwijzing van het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om een kinderpsycholoog voor [de minderjarige] in te schakelen teneinde het contact tussen haar en [de minderjarige] te ondersteunen;
bepaalt dat de ouders voorafgaand aan iedere vakantie van [de minderjarige] in het buitenland een ingevuld en ondertekend consent form, met daarbij gevoegd een kopie van een geldig identiteitsbewijs, aan zowel [de minderjarige] als de ouder waar [de minderjarige] mee op vakantie gaat dienen te verschaffen, waarbij geldt dat genoemde bescheiden vier weken voor gepland vertrek verzonden moeten zijn naar de betreffende ouder;
bepaalt dat [de minderjarige] zal worden gehoord omtrent de verzochte zorgregeling door een raadsheer-commissaris, in aanwezigheid van de griffier, op
maandag 25 april 2016 om 9:30 uurin een van de zalen van het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden;
wijst mr. J.G. Idsardi aan als raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de griffier van dit hof van het proces-verbaal van het gesprek met [de minderjarige] een afschrift aan de moeder, de vader en de raad zal toezenden;
stelt de moeder en de vader, alsmede de raad, in de gelegenheid binnen twee weken na de datum van verzending van het in rechtsoverweging voormeld proces-verbaal schriftelijk te reageren, met dien verstande dat zij een afschrift van hun eventuele reactie tevens dienen te verzenden aan de wederpartij en de belanghebbenden;
bepaalt dat het hof na ontvangst van deze reacties dan wel bij het uitblijven van tijdige toezending daarvan zonder nadere mondelinge behandeling een beslissing zal geven, tenzij het hof alsdan aanleiding ziet om de zaak nogmaals ter zitting te behandelen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. I.A. Vermeulen en mr. H. Lenters, en is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2016 in bijzijn van de griffier.