Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
De motivering van de beslissing
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [verzoekster]. De zaak is gestart met een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling van [verzoekster] te verlengen en een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had op 17 november 2015 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp tot 26 mei 2016.
[Verzoekster] is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking, met het verzoek om de machtiging tot gesloten jeugdhulp te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2016 heeft [verzoekster] aangevoerd dat zij positieve veranderingen in haar gedrag heeft laten zien en dat een gesloten plaatsing niet langer noodzakelijk is. De GI heeft echter betoogd dat er nog steeds ernstige gedragsproblemen zijn die een gesloten plaatsing rechtvaardigen.
Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de gedragsproblemen van [verzoekster] zo ernstig zijn dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. Het hof heeft ook opgemerkt dat er een gebrek aan behandeling en diagnostiek is geweest, wat de situatie van [verzoekster] niet ten goede komt. Het hof heeft uiteindelijk besloten de machtiging tot gesloten jeugdhulp te bekrachtigen tot 26 april 2016, maar heeft het verzoek van de GI om een langere machtiging afgewijzen. De beslissing benadrukt de noodzaak van adequate behandeling en het belang van het welzijn van de minderjarige.