Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
hierna: [appellant] en [appellante],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellant], geboren op [geboortedatum] 1970, en [appellante], geboren op [geboortedatum] 1972, zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Op 24 september 2014 is beschermingsbewind voor hen ingesteld.
De schuldenlast van [appellant] en [appellante] bedraagt volgens de bij het verzoekschrift wsnp ex art. 284 Fw gevoegde crediteurenlijst in totaal bijna € 32.000,-.
Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen het overigens ontbreken van een onderbouwde uitleg waarom de wettelijke termijn van tien jaar door het hof opzij gezet zou moeten worden, is er geen ruimte voor een andere beslissing dan een afwijzing van de verzoeken en kan in een dergelijk geval evenmin de hardheidsclausule van artikel 288 derde lid Fw worden toegepast.
Het ter zitting in hoger beroep door de advocaat van [appellant] en [appellante] ingediende verzoek tot aanhouding van de zaak om hem in de gelegenheid te stellen deze vonnissen (die volgens de advocaat wel bij de rechtbank waren opgevraagd maar nog niet waren ontvangen) in het geding te brengen wijst het hof dan ook af.
4.De beslissing
11 januari 2016.