ECLI:NL:GHARL:2016:2747
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om omgangsregeling tussen grootmoeder en kleinkind na overlijden van de moeder
In deze zaak heeft de grootmoeder van een minderjarige, die na het overlijden van zijn moeder bij zijn vader woont, verzocht om een omgangsregeling. De grootmoeder heeft sinds augustus 2014 geen contact meer gehad met haar kleinkind en stelt dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaarde in haar verzoek om een omgangsregeling, omdat er geen nauwe persoonlijke betrekking zou zijn. De grootmoeder heeft in hoger beroep drie grieven ingediend en verzoekt het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2016 zijn zowel de grootmoeder als de vader van de minderjarige verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De grootmoeder heeft gesteld dat zij een belangrijke rol heeft gespeeld in het leven van de minderjarige tot aan zijn moeder's overlijden en dat het in het belang van het kind is om contact met haar te hebben. De vader betwist echter dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking en stelt dat het contact tussen de grootmoeder en de minderjarige niet meer dan normaal grootouder-kleinkind contact is geweest.
Het hof heeft geoordeeld dat de grootmoeder onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om aan te tonen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking in de zin van artikel 1:377a BW. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd en de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een omgangsregeling. De beslissing van het hof is op 31 maart 2016 openbaar uitgesproken.