ECLI:NL:GHARL:2016:2715

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
200.155.829/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een vaartuig en de aansprakelijkheid van de verkoper voor gebrekkige lasverbindingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een verkoper van een vaartuig en de koper. De koper, [geïntimeerde], had in 2004 een vaartuig gekocht van [appellant] voor € 415.000,-. Na enkele jaren bleek dat de roestvrijstalen watertanks van het schip doorgeroest waren en lekkage vertoonden. De koper stelde dat er sprake was van non-conformiteit, omdat de tanks naar zijn mening minimaal 20 jaar mee moesten gaan. De verkoper betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de koper zelf verantwoordelijk was voor het onderhoud van de tanks.

In eerste aanleg heeft de rechtbank de vordering van de koper toegewezen, waarbij de verkoper werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De verkoper ging in hoger beroep en voerde verschillende grieven aan, waaronder de procedurele benadeling door de kantonrechter en de onjuistheid van de vaststelling dat de lasverbindingen van de tanks niet correct waren aangebracht.

Het hof oordeelde dat de lasverbindingen inderdaad gebrekkig waren en dat de verkoper niet had aangetoond dat de corrosie het gevolg was van een bacteriële aantasting. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, maar verlaagde het te betalen schadebedrag van € 16.214,- naar € 12.763,08, omdat de kosten voor vervanging van de tanks niet in rekening mochten worden gebracht op basis van betere kwaliteit. De verkoper werd ook veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.155.829/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 2809855\CV EXPL 14-1835)
arrest van 5 april 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. D.C. Poiesz, kantoorhoudend te Sneek,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden van 22 april 2014 en 22 juli 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 29 augustus 2014,
- de memorie van grieven d.d. 23 december 2014 met producties,
- de memorie van antwoord d.d. 17 maart 2015 met producties,
- het schriftelijke pleidooi van [geïntimeerde] d.d. 9 juni 2015, en
- het schriftelijke pleidooi van [appellant] d.d. 9 juni 2015.
2.2
[appellant] heeft de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en het hof heeft arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 22 juli 2014 te vernietigen en geïntimeerde in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen, en voorts toewijzing van hetgeen in reconventie is gevorderd, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten in beide instanties."

3.De beoordeling in hoger beroep

De vaststaande feiten
3.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.14 van het (bestreden) vonnis van 22 juli 2014, is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Aangevuld met hetgeen in hoger beroep is gesteld en onbestreden is gebleven alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de overgelegde producties, staat het volgende vast.
3.1.1
[appellant] houdt zich onder meer bezig met de bouw van sport- en recreatievaartuigen.
3.1.2
In 2004 heeft [geïntimeerde] van [appellant] voor de som van € 415.000,- (inclusief btw) een door [appellant] gebouwd vaartuig, type Proliner 1500, gekocht (hierna: het schip). Het schip is op 1 mei 2005 aan [geïntimeerde] geleverd.
3.1.3
Ter gelegenheid van een onderhouds- en servicebeurt aan het schip in het najaar van 2013 bij [bedrijf 1] te Sneek (hierna: [bedrijf 1] ) - welk onderhoud plaatsvond vanwege een voorgenomen verkoop van het schip door [geïntimeerde] - bleek dat beide rvs watertanks van het schip waren doorgeroest en lekkage vertoonden.
3.1.4
Bij brief van 9 oktober 2013 heeft [geïntimeerde] [appellant] hierover geïnformeerd en daarbij aangegeven dat [geïntimeerde] uit navraag bij verschillende tankbouwers was gebleken dat roest vrij stalen tanks zeker 20 jaar probleemloos mee moeten kunnen gaan, zodat volgens [geïntimeerde] sprake was van non-conformiteit in de zin van artikel 7:18 BW. [geïntimeerde] heeft [appellant] verzocht om binnen veertien dagen over te gaan tot nakoming en zorg te dragen voor herstel.
3.1.5
[appellant] is bij [bedrijf 1] naar het schip gaan kijken en heeft geconstateerd dat de watertanks lekten. Hij heeft daarbij aan [bedrijf 1] aangegeven dat het niet ongebruikelijk was dat rvs watertanks na 2 of 3 jaar gingen lekken, dat dit wel vaker gebeurde, vooral als er verkeerd drinkwater werd getapt, en dat [geïntimeerde] dit bij zijn verzekering diende te claimen.
3.1.6
[geïntimeerde] heeft zich daarop tot zijn rechtsbijstandsverzekeraar gewend [adviesbureau] (hierna: [adviesbureau] ) heeft verzocht om het schip te onderzoeken en een expertiserapport op te stellen. [adviesbureau] heeft het schip op
6 november 2013 bij [bedrijf 1] geïnspecteerd en vervolgens op 15 november 2013, voor zover hier van belang, als volgt gerapporteerd:

BEVINDINGEN
Tijdens onze inspectie stond het vaartuig op een bok in een loods (...)
• Op de hoek/assen van beide watertanks hebben wij ernstige corrosie geconstateerd.
• Op sommige plaatsen was de las volledig door gecorrodeerd waardoor de tanks lekten.
(…)
OORZAAK
Gelet op voornoemde bevindingen kan geconcludeerd worden dat de lasverbindingen van
de rvs tanks niet correct zijn aangebracht. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn:
• verkeerde electrode gebruikt tijdens het lassen
• geen gebruik gemaakt van het zogeheten “backing gas” (tegengas)
• niet- of onvoldoende beitsen van de las
Indien deze lasverbindingen namelijk wel op een correcte wijze zouden zijn aangebracht zou een dergelijk schadebeeld niet mogen optreden. Wij zijn dan ook van oordeel dat een dergelijke corrosie niet mag optreden in tanks van deze uitvoering en leeftijd.
Het door opdrachtgever aangedragen artikel van [X] (zie bijlage,) onderstreept de noodzaak van een correcte wijze van lassen.
SCHADEVASTSTELLING
Vanwege de ernst van de corrosie en de, daaruit voortkomende, lekkage zijn wij van
mening dat de tanks vervangen dienen te worden. (…)".
3.1.7
Het artikel van [X] , Jacht en Scheepsexperts, (hierna: [X] ) waar [adviesbureau] naar verwijst en dat bij het expertiserapport is gevoegd, gaat over roest in watertanks en vermeldt, voor zover hier van belang:
“Wanneer roestvaststaal zich in een waterig medium bevindt, blijkt aantasting te ontstaan door metaaloxiderende bacteriën: ijzer- en mangaanbacteriën. Het gebied naast de lassen, de zogenaamde ‘haz’ (heat affected zone) is daarvoor vooral gevoelig. Een ruw oppervlak (op microscopisch niveau,) blijkt daarbij een versterkende factor te zijn. (...) Aantasting door metaaloxiderende bacteriën vindt vooral plaats bij stilstaand water. Bij het verkeerd lassen (geen tegengas, geen doorlassing en/of het niet beitsen van de las) van verbindingen
tussen tankzijden ontstaan oppervlaktestructuren waaraan de bacteriën zich gemakkelijk
kunnen hechten. De snijkanten van de plaat worden, indien voldoende doorgelast, natuurlijk gevloeid waardoor ze minder kwetsbaar zijn, vooral omdat het oppervlak na doorlassen gladder is.
Spoelen en desinfecteren remt of stopt de ontwikkeling van de bacteriën. Voorwaarde is wel dat de conditie van een tank zodanig is dat spoelen en desinfecteren één maal per jaar plaats kan vinden. Als laswerk zo slecht is dat bacteriën zich gemakkelijk hechten, kan een half jaar al fataal zijn".
3.1.8
De schade is door [adviesbureau] aan de hand van een offerte [bedrijf 1] die bij het rapport is gevoegd, vervolgens begroot op 16.214,- (inclusief btw). De offerte gaat uit van vervanging van beide watertanks (samen 3.750,- exclusief btw) en vermeldt voorts,
naast kosten frames (samen 420,- exclusief btw) en kosten voor overig materiaal, 180 uur arbeidsloon.
3.1.9
De rechtsbijstandsverzekeraar van [geïntimeerde] heeft het rapport van [adviesbureau] bij brief van 26 november 2013 aan [appellant] gezonden en hem verzocht om uiterlijk
10 december 2013 te zorgen voor het vervangen van de watertanks, bij gebreke waarvan [geïntimeerde] een derde opdracht zou geven om het herstel uit te voeren. De kosten daarvan zouden dan op [appellant] worden verhaald, zo vermeldt de brief.
3.1.10
[appellant] heeft, voor zover hier van belang, door middel van een handgeschreven
ongedateerd briefje, als volgt gereageerd:
“Als uw cliënt een probleem heeft met de watertank, dient hij ten allertijden voor
observering van de klacht bij de werf te verschijnen met het schip.
Aangezien de watertanks niet bij onze werf in onderhoud zijn geweest, kunnen wij na negen
jaar geen garantie meer geven.”
3.1.11
In reactie daarop heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [geïntimeerde] aan [appellant] medegedeeld dat [geïntimeerde] bij zijn standpunt bleef en dat tot dagvaarding zou worden overgegaan.
3.1.12
Op 14 januari 2014 heeft [geïntimeerde] desgevraagd verlof gekregen voor het leggen van conservatoir beslag onder Rabobank Noord- Oost Friesland U.A. Nadat dit beslag geen doel trof, heeft [geïntimeerde] kort daarna opnieuw verlof verzocht en verkregen en vervolgens conservatoir derdenbeslag gelegd onder een aantal andere banken. Een verkregen verlof om tevens beslag te leggen op twee aan [appellant] toebehorende schepen is niet geëffectueerd omdat de deurwaarder op de aangegeven locatie geen schepen aantrof.
3.1.13
Bij brief van 17 januari 2014 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] [appellant] medegedeeld dat [geïntimeerde] een koper had gevonden voor het schip, dat deze koper alleen tot koop zou overgaan als de schade aan de watertanks zou zijn hersteld en dat spoedeisendheid wat betreft dit herstel was geboden nu er een voor [geïntimeerde] aanvaardbaar bod lag en hij deze mogelijkheid van verkoop niet onbenut voorbij wenste te laten gaan. [appellant] werd een allerlaatste termijn gegund om, onder verwijzing naar het rapport van [adviesbureau] , binnen vijf dagen na dagtekening van de brief, tot herstel van de schade over te gaan bij gebreke waarvan [geïntimeerde] een derde zou inschakelen om de schade te herstellen. De kosten daarvan zouden op [appellant] worden verhaald.
3.1.14
[appellant] heeft vervolgens niets meer van zich laten horen. In februari 2014 is [geïntimeerde] tot dagvaarding van [appellant] overgegaan.
3.1.15
[geïntimeerde] heeft in februari/maart 2014 opdracht gegeven aan [bedrijf 1] tot vervanging van de watertanks en herstel van de schade conform zijn bij het rapport van [adviesbureau] gevoegde offerte. [bedrijf 1] heeft die opdracht uitgevoerd.
3.1.16
Het schip is door [geïntimeerde] in april 2014 aan een derde verkocht en geleverd.
3.1.17
In een emailbericht van 27 mei 2014 bericht [adviesbureau] in reactie op de stellingen van [appellant] , voor zover hier van belang, als volgt:
"(…)
Helaas komen wij dergelijke schadegevallen zeer regelmatig tegen. Uit de diverse onderzoeken is steevast vast komen te staan dat de lasverbindingen niet correct waren aangebracht. Met correct aangebrachte lasverbindingen en correct gebruikte materialen is drinkwater simpelweg niet agressief genoeg om corrosie te kunnen veroorzaken in een rvs tank"
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.2
[geïntimeerde] heeft gevorderd [appellant] , uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot - samengevat - betaling van i) een bedrag van € 16.214,- ter vergoeding van de door hem geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, ii) de buitengerechtelijke incassokosten, primair ten bedrage van € 7.402,50 en subsidiair ten bedrage van € 937,14 en iii) de beslagkosten ten bedrage van € 2.525,45 te vermeerderen met de nakosten ad € 199,-.
3.3
Aan zijn vordering heeft [geïntimeerde] , zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. [geïntimeerde] stelt voorop dat het een gemengde overeenkomst was en dat sprake is van consumentenkoop. De door [appellant] in het schip gemonteerde rvs watertanks beantwoorden volgens [geïntimeerde] niet aan de overeenkomst. Door het aanbrengen van verkeerde lasnaden is er corrosie opgetreden waardoor de watertanks al na 8/9 jaar zijn gaan lekken, terwijl dergelijke tanks geacht worden 20 jaar mee te gaan. Ten gevolge van deze tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst heeft [geïntimeerde] schade geleden, die bestaat uit de kosten van het vervangen van de tanks.
3.4
[appellant] heeft bestreden dat de corrosie het gevolg is van het niet correct aanbrengen van de lasverbindingen. Volgens [appellant] betreft het hier een bacteriële aantasting die voorkomen had kunnen worden indien [geïntimeerde] de tanks jaarlijks had laten onderhouden.
[appellant] heeft daarnaast de hoogte van de door [geïntimeerde] opgegeven kosten bestreden.
In reconventie heeft [appellant] gevorderd dat de door [geïntimeerde] gelegde beslagen worden doorgehaald en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten die [appellant] in verband daarmee noodgedwongen heeft gemaakt.
3.5
De rechtbank heeft de vorderingen in conventie toegewezen, waarbij zij de buitengerechtelijke kosten heeft beperkt tot het subsidiair gevorderde bedrag van € 937,14. De rechtbank heeft de vorderingen in reconventie afgewezen en [appellant] veroordeeld in kosten van de procedure in conventie en reconventie.
3.6
Tegen de toewijzing van de conventionele vorderingen en de afwijzing van de vorderingen in reconventie en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen van de rechtbank, is [appellant] onder aanvoering van zeven grieven in hoger beroep gekomen.
De grieven
3.7
De eerste twee grieven hebben betrekking op de wijze waarop de kantonrechter is omgegaan met de conclusie van antwoord in reconventie en de bevraging van [bedrijf 1] ter comparitie.
Grief Iklaagt erover dat de kantonrechter [appellant] procedureel heeft benadeeld door de conclusie van antwoord in reconventie van [geïntimeerde] in zijn geheel toe te staan.
Grief IIbevat de klacht dat de kantonrechter [bedrijf 1] ter comparitie ten onrechte aan het woord heeft gelaten.
3.8
Het hof overweegt hierover als volgt. Door de herkansingsfunctie van het hoger beroep kunnen door [appellant] alsnog alle relevante feiten en omstandigheden naar voren worden gebracht, hetgeen hij blijkens de memorie van grieven ook heeft gedaan. Een afzonderlijke grief is daarvoor niet nodig. Dat betekent dat [appellant] bij bespreking van deze grieven geen belang heeft, nog daargelaten dat [appellant] met zijn tweede grief miskent dat een doel van de comparitie na antwoord is dat er door de rechter nadere inlichtingen wordt verkregen en dat partijen daartoe hun eigen deskundigen naar de zitting kunnen meenemen. Dat [bedrijf 1] is gehoord zonder beëdigd te zijn, is daarbij niet relevant.
Oorzaak corrosie
3.9
Centraal in dit hoger beroep staat de oorzaak van de corrosie van de rvs watertanks in het schip. Dat corrosie de oorzaak is dat beide watertanks zijn gaan lekken, staat tussen partijen genoegzaam vast. Evenzeer staat vast, nu tegen dat oordeel van de kantonrechter in rechtsoverweging 4.4. van het bestreden vonnis niet is gegriefd, dat de levensduur van dergelijke rvs watertanks aanmerkelijk langer is dan acht/negen jaar.
3.1
De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 4.5 van het bestreden vonnis met betrekking tot de oorzaak van de corrosie geoordeeld dat uit het rapport van [adviesbureau] en zijn nadere toelichting daarop in zijn emailbericht van 27 mei 2014 volgt dat de tanks niet op de juiste wijze zijn gelast en dat daardoor corrosie en lekkage zijn ontstaan. De kantonrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat [appellant] , in reactie op dit onderbouwde rapport van [adviesbureau] dat reeds in november 2013 aan [appellant] ter hand is gesteld, niets heeft ondernomen en maandenlang heeft stilgezeten, ook toen hem te kennen werd gegeven dat het schip wegens een ophanden zijnde verkoop met spoed diende te worden hersteld. De gevolgen van dit stilzitten heeft [appellant] naar het oordeel van de kantonrechter aan zichzelf te wijten. De kantonrechter heeft het verweer van [appellant] dat de inwerking van bacteriën een mogelijke oorzaak is voor de corrosie en lekkage daardoor als onvoldoende onderbouwd verworpen. [appellant] bestrijdt deze oordelen met de
grieven III en IV.
3.11
Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting in essentie geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de kantonrechter gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Ter toelichting voegt het hof daar nog het volgende aan toe.
3.12
Tegenover de feitelijke vaststelling van [adviesbureau] dat de lasverbindingen niet op correcte wijze zijn aangebracht, staat slechts de blote ontkenning van [appellant] . Aan het verwijt van [appellant] dat hij niet tot adequaat bewijs kan komen omdat de tanks niet zijn bewaard, hetgeen door [geïntimeerde] overigens wordt betwist, gaat het hof voorbij nu [geïntimeerde] naar aanleiding van het rapport van [adviesbureau] [appellant] verscheidene malen in de gelegenheid heeft gesteld om de watertanks te komen bekijken. [appellant] heeft van de geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt. Dat [appellant] daardoor in "bewijsnood" is komen te verkeren, is geheel aan hemzelf te verwijten. Voor het hof staat derhalve in voldoende mate vast dat de lasverbindingen gebrekkig waren.
3.13
Een volgend punt betreft de oorzaak van de corrosie. [appellant] stelt dat zelfs indien de lasverbindingen niet correct zijn aangebracht, daarmee nog niet vaststaat dat de corrosie daardoor is veroorzaakt. De corrosie kan volgens [appellant] ook zijn veroorzaakt door een bacteriële aantasting van de watertanks. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [appellant] naar het artikel van [X] waarin wordt vermeld dat zich ook gevallen voordeden waarbij er geen sprake was van slecht laswerk, maar er toch gaten in de tank vielen. [appellant] stelt verder dat [geïntimeerde] de aantasting zelf in de hand heeft gewerkt door de watertanks niet jaarlijks te spoelen en desinfecteren.
3.14
Het hof is van oordeel indachtig de vaststelling door [adviesbureau] dat i) de lasnaden niet correct zijn aangebracht, ii) de corrosie is terug te vinden op de lasnaden en iii) de onweersproken verklaring van [adviesbureau] dat drinkwater simpelweg niet agressief genoeg is om corrosie te kunnen veroorzaken in een rvs tank, het ervoor moet worden gehouden dat de niet correct aangebrachte lasnaden de oorzaak zijn van de aantasting van de watertanks. Temeer nu er, anders dan in het genoemde artikel van [X] , geen gaten in de tanks zijn gevallen, maar de aantasting zich heeft beperkt tot genoemde lasnaden. Daarenboven heeft [geïntimeerde] het verwijt dat hij de tanks niet jaarlijks heeft laten reinigen, onderbouwd bestreden.
Grief III faalt.
Schade, herstelkosten
3.15
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat [geïntimeerde] op grond van artikel 7:21 lid 6 BW bevoegd was herstel door een derde te doen laten plaatsvinden nu [appellant] naar aanleiding van schriftelijke aanmaningen niets heeft ondernomen. Dat [appellant] desalniettemin bereid was tot herstel over te gaan door de watertanks te vervangen, blijkt naar het oordeel van het hof ook niet, voor zover [appellant] dit met
grief IVheeft willen betogen, uit het onder 3.1.10 (gedeeltelijk) geciteerde handgeschreven briefje. Uit dit briefje volgt nu juist dat [appellant] niet bereid was de watertanks te vervangen. Dat [geïntimeerde] het schip niet bij [appellant] in onderhoud had, is voor het antwoord op de vraag of [geïntimeerde] bevoegd was het herstel door een derde te laten uitvoeren, anders dan [appellant] stelt, niet relevant. Ook grief IV faalt.
3.16
Met
grief Vkomt [appellant] op tegen de hoogte van de herstelkosten. De grief houdt in dat de kantonrechter gelet op de door [appellant] overgelegde offerte van [bedrijf 2] ten onrechte is uitgegaan van een bedrag van € 1.875,- (excl. btw) per watertank. [appellant] acht een bedrag van € 454,- (excl. btw) per tank redelijk.
3.17
In zijn memorie van antwoord bevestigt [geïntimeerde] met zoveel woorden dat het om watertanks van een andere, naar het hof begrijpt, betere kwaliteit gaat waaraan een hoger prijskaartje hangt. [geïntimeerde] stelt dat hij niet dezelfde soort watertanks als de oorspronkelijke tanks wilde laten plaatsen, omdat deze tanks een gebrek bleken te hebben. Dat de oorspronkelijke tanks een gebrek hadden, los van het ondeugdelijke laswerk, is gesteld noch gebleken. Het hof acht het niet redelijk en proportioneel dat de kosten van deze kwalitatief betere tanks bij [appellant] in rekening worden gebracht. Overeenkomstig de opgave van [appellant] wordt de vervangingswaarde van de tanks vastgesteld op € 454,- (excl. btw) per tank, zodat - nu de overige door [adviesbureau] in zijn schadevaststelling genoemde posten niet onderbouwd worden bestreden - het totaalbedrag dat [appellant] aan [geïntimeerde] dient te vergoeden, wordt vastgesteld op € 12.763,08 (incl. btw). In zoverre slaagt de grief.
3.18
Grief VIklaagt er over dat de kantonrechter ten onrechte geen rekening heeft gehouden met nieuw voor oud. Nu [appellant] op geen enkele wijze duidelijk maakt waartoe die klacht in concreto zou moeten leiden, gaat het hof daaraan voorbij. De grief faalt.
3.19
Dit geldt ook voor
grief VIIdie erover klaagt dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat van disproportionaliteit tussen de vordering en de gelegde beslagen geen sprake is. Een relevante onderbouwing van de klacht ontbreekt.
3.2
[appellant] heeft in hoger beroep in algemene bewoordingen bewijs aangeboden van al zijn stellingen. Het hof gaat aan dat bewijsaanbod voorbij, nu dat aanbod te vaag is.

4.De slotsom

De grieven I, II, III, IV, VI en VII falen. Grief V slaagt gedeeltelijk en leidt tot vermindering van het in conventie onder 5.1 toegewezen bedrag van € 16.214,00 tot € 12.763,08. Voor het overige wordt het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. [appellant] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij, ook in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld (2 punten, tarief II).

5.De beslissing

Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden, d.d. 22 juli 2014, behoudens voor zover daarin [appellant] in conventie onder 5.1 is veroordeeld tot betaling van een bedrag groot € 16.214,00, vernietigt dat deel van het vonnis en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag groot € 12.763,08 ter vergoeding van de schade die [geïntimeerde] heeft geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 24 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 704,- aan verschotten en op € 1.788,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.M.A. Wind en mr. R.E. Weening, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 april 2016.