Uitspraak
[appellant],
ICS,
1.Het geding in eerste aanleg
12 november 2013 en het vonnis in verzet van 29 april 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling van het geschilVaststaande feiten
Procedure in eerste aanleg
Wijziging van eis
Bespreking van de grieven
a. [appellant] beschikte over een bankrekening bij ABN AMRO met de mogelijkheid van internetbankieren.
b. Op 5 april 2012 is via internetbankieren het adres van [appellant] gewijzigd van [adres 1] naar [adres 2] . Op dit laatste adres stond hij vanaf 2008 tot 19 november 2012 in de GBA ingeschreven.
c. Het adres [adres 2] is het adres van de partner van [appellant] , [partner appellant] .
d. Voor de onder b. vermelde adreswijziging is gebruik gemaakt van een computer met hetzelfde IP-adres als de computer die gebruikt is om een adreswijziging van [partner appellant] , die ook een rekening heeft bij ABN AMRO, door te geven.
e. Eveneens op 5 april 2012 is met behulp van de betaalpas en de pincode van [appellant] via internetbankieren een ABN AMRO creditcard aangevraagd. Uit de systemen van ICS en ABN AMRO volgt dat de aanvraag op deze wijze, en niet anders, heeft plaatsgevonden.
f. De aanvraag voor de creditcard is op 12 april 2012 goedgekeurd en dat is schriftelijk bevestigd in een brief aan [appellant] . In deze brief is [appellant] verzocht per telefoon een pincode te selecteren.
g. Op 14 april 2012 is telefonisch een pincode geselecteerd.
h. De creditcard met nummer [nr.] is op 16 april 2012 met een zogenaamde cardcarrier verstuurd naar het adres [adres 2] .
i. Van 18 tot en met 22 april 2012 zijn met de kaart in [plaats] opnames gedaan.
j. Met ingang van 17 april 2012 is het adres van [appellant] via internetbankieren weer gewijzigd naar [adres 1] .
k. ICS heeft rekeningoverzichten naar het adres [adres 1] gestuurd.
l. Naar aanleiding van het rekeningafschrift van 5 mei 2012 heeft [appellant] op 8 mei 2012 telefonisch contact gezocht met ICS. In dat telefoongesprek heeft een medewerker van ICS zowel [appellant] als [partner appellant] gesproken. [partner appellant] heeft toen erkend een door haar aangevraagde creditcard te hebben gebruikt. Zij kon toen ook het nummer van de kaart opgeven. Het betreft het nummer van de op naam van [appellant] gestelde kaart.
€ 5.500,- in [plaats] heeft opgenomen.