Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
heffingsambtenaarvan de
gemeente Borger-Odoorn(hierna: de heffingsambtenaar)
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Borger-Odoorn tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 5A te [Z], vastgesteld op € 247.500, terwijl de heffingsambtenaar deze waarde op € 269.000 had vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2013 voor het jaar 2014 vastgesteld en een aanslag in de onroerendezaakbelasting opgelegd van € 520,25. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had aangetoond dat de door hem bepleite waarde juist was en verlaagde de waarde van de onroerende zaak.
In hoger beroep heeft de heffingsambtenaar zijn standpunt herhaald en onderbouwd met taxatierapporten en objectgegevens. Het hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem bepleite waarde van € 269.000. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat deze waarde niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer op de waardepeildatum. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en bevestigt de uitspraak van de heffingsambtenaar, waarmee de waarde van de onroerende zaak op € 269.000 blijft staan.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 april 2016.