ECLI:NL:GHARL:2016:2515

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
200.174.899/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondercuratelestelling en afwijzing verzoek tot opheffing curatele

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van [belanghebbende]. De zaak is ontstaan na een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel op 13 mei 2015, waarin de ondercuratelestelling van [belanghebbende] werd opgeheven. [verzoeker] heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen, terwijl [belanghebbende] in incidenteel hoger beroep verzocht om de curatele op te heffen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2016 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, terwijl de curator niet ter zitting is verschenen.

Het hof heeft vastgesteld dat [belanghebbende] onder curatele was gesteld vanwege zijn verstandelijke beperking, die hem belet zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor de ondercuratelestelling nog steeds bestaat, gezien de geestelijke toestand van [belanghebbende] en zijn beperkte sociale zelfredzaamheid. Het hof heeft geoordeeld dat een minder verstrekkende maatregel, zoals bewind en mentorschap, niet voldoende zou zijn om de belangen van [belanghebbende] te behartigen. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van [belanghebbende] tot opheffing van de curatele afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.174.899/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 3486033 CU VERZ 14-126)
beschikking van de familiekamer van 22 maart 2016
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
belanghebbende in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J.J. Roossien, kantoorhoudende te Nunspeet,
en
[belanghebbende],
wonende te [A] ,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
belanghebbende in het principaal hoger beroep,
verder te noemen: [belanghebbende] ,
advocaat: mr. A.E. Grosscurt, kantoorhoudende te Zwolle.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
mr. [de curator], kantoorhoudende te [B] ,
verder te noemen: de curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, Team Toezicht- en Bewindsbureau, van 13 mei 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2.
Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 augustus 2015, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek van [belanghebbende] tot opheffing van de curatele alsnog af te wijzen.
2.2
Bij verweerschrift, tevens incidenteel hoger beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 november 2015, heeft [belanghebbende] het hoger beroep van [verzoeker] bestreden en verzocht de verzoeken van [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren althans af te wijzen en, zo nodig onder verbetering van de gronden, te bekrachtigen de beschikking waarvan beroep voor zover hierin de curatele van [belanghebbende] is opgeheven. In incidenteel hoger beroep verzoekt [belanghebbende] de beschikking waarvan beroep te vernietigen voor zover hierin een bewind en een mentorschap zijn ingesteld, met bijbehorende bepalingen.
2.3
Bij verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie van het hof op 28 december 2015, heeft [verzoeker] het incidenteel hoger beroep van [belanghebbende] bestreden en het hof verzocht het verzoek van [belanghebbende] in het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit af te wijzen.
2.4
Ter griffie van het hof zijn voorts ingekomen:
- een brief d.d. 5 oktober 2015 van de curator, waarin de curator bericht volledig te kunnen instemmen met de inhoud van het door [verzoeker] ingediende beroepschrift;
- een journaalbericht met bijlagen d.d. 17 februari 2016 van mr. Roossien.
Hoewel het laatstgenoemde journaalbericht door het hof is ontvangen met overschrijding van de termijn die in artikel 1.4.4. van het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven wordt genoemd, zal het hof de bijlagen, zoals ter zitting is medegedeeld, wel bij zijn beoordeling betrekken. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat mr. Grosscurt ter zitting heeft verklaard daartegen geen bezwaar te hebben. De bijlagen zijn bovendien van recente datum, eenvoudig van aard en gemakkelijk te doorgronden.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 22 februari 2016 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoeker] , bijgestaan door mr. Roossien en [belanghebbende] , bijgestaan door mr. Grosscurt. Mr. Grosscurt heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie. De curator is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij beschikking van de rechtbank Zutphen van 12 januari 2010 is [belanghebbende] onder curatele gesteld met benoeming van mr. [de curator] tot curator.
3.2
Mr. [de curator] heeft de rechtbank Gelderland op 15 augustus 2014 verzocht hem met ingang van 1 november 2014 te ontslaan als curator van [belanghebbende] .
3.3
Bij beschikking van 22 september 2014 heeft de rechtbank Gelderland zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoek en de zaak doorverwezen naar de rechtbank Overijssel.
3.4
Bij brief van 13 oktober 2014 heeft mr. [de curator] zijn verzoek aldus aangepast dat hij verzoekt het ontslag niet per 1 november 2014 in te laten gaan, maar per 1 januari 2015.
3.5
Bij brief van 10 januari 2014 (het hof begrijpt: van 10 januari 2015) heeft [belanghebbende] zelfstandig verzocht de curatele op te heffen.
3.6
Bij brief van 12 februari 2015 heeft mr. [de curator] zijn verzoek ingetrokken.
3.7
Bij de bestreden beschikking van 13 mei 2015 heeft de kantonrechter:
- verstaan dat de ondercuratelestelling van [belanghebbende] wordt opgeheven met ingang
van de datum waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan;
- verstaan dat de uitspraak binnen tien dagen nadat de beschikking in kracht van
gewijsde is gegaan door de griffier wordt bekendgemaakt in de Staatscourant;
- een bewind ingesteld over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan
[belanghebbende] , vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met ingang van de
datum waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, en tot
bewindvoerder benoemd mr. [de curator] ;
- bepaald dat de beschikking zal worden ingeschreven in het register zoals bedoeld in artikel 1:391 BW;
- eveneens met ingang van de datum waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan een mentorschap ingesteld ten behoeve van [belanghebbende] en tot mentor benoemd mr. [de curator] ;
- bepaald dat de bewindvoerder/mentor voor zijn/haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind/mentorschap gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 aanhef en sub a BW kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
4.2
Ingevolge artikel 1:389 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, de curatele opheffen, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, alsmede ambtshalve.
4.3
Het hof is - anders dan de rechtbank - van oordeel dat in de onderhavige zaak niet is gebleken dat de noodzaak van de ondercuratestelling van [belanghebbende] niet meer bestaat of dat voortzetting daarvan niet zinvol is gebleken. Door [belanghebbende] zijn geen stukken overgelegd met betrekking tot de situatie ten tijde van zijn ondercuratelestelling in 2010. Uit de overgelegde stukken met betrekking tot de situatie nu blijkt naar het oordeel van het hof dat aan de grond voor ondercuratelestelling is voldaan. [belanghebbende] heeft het syndroom van Down. Hij is verstandelijk beperkt (totaal IQ 45, verbaal IQ 50, performaal IQ 45) en functioneert op een niveau van een kind tussen de 4 en 9 jaar oud. Deze geestelijke toestand belet [belanghebbende] duurzaam zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Uit het zorg/begeleidingsplan van zorgverlener [C] , die in 2015 enige tijd vanuit het persoonsgebonden budget zorg aan [belanghebbende] heeft verleend, komt naar voren dat de sociale zelfredzaamheid van [belanghebbende] beperkt is en dat hij gedurende de dag begeleiding nodig heeft bij de meest uiteenlopende zaken. Die begeleiding wordt hem thans geboden door zijn broer [verzoeker] , bij wie hij in huis woont, en de heer [D] (familievriend, tevens huisgenoot), die daarbij nauw samenwerken met de curator.
[verzoeker] heeft ter zitting naar voren gebracht dat op dit moment met [E] wordt gezocht naar mogelijkheden van dagbesteding of begeleid wonen. Een eerdere vorm van begeleid wonen bij [F] is medio 2015 beëindigd. [belanghebbende] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij zich niet thuis voelde tussen de eveneens daar woonachtige psychiatrische patiënten. Groot punt van zorg, zoals blijkt uit het verslag van mevrouw [C] , maar ook uit andere stukken in het dossier, is dat [belanghebbende] zijn beperkingen niet accepteert en een uitgesproken wil tot zelfbeschikking heeft. Daarbij drijft hij zijn eigen zin door (volgens de heer [D] als "een ongeleid projectiel"). Doordat zijn beperkingen op het eerste gezicht niet zichtbaar zijn wordt hij dikwijls overschat. Uit het verslag van mevrouw [C] blijkt bovendien dat [belanghebbende] niet inziet dat zijn zelfbeeld en wereldbeeld niet in alle gevallen realistisch zijn. Het hof heeft dit ook ter zitting geconstateerd. Het hof acht de combinatie van enerzijds een sterke wil tot zelfbeschikking en anderzijds een onrealistisch zelf- en wereldbeeld, mede in het licht van het gegeven dat [belanghebbende] regelmatig wordt overschat, zodanig risicovol dat een ondercuratelestelling nog altijd nodig is om zijn belangen behoorlijk te behartigen. Een voldoende behartiging van de belangen van [belanghebbende] kan naar het oordeel van het hof niet met een minder verstrekkende maatregel (bewind in combinatie met mentorschap) worden bereikt.
4.4
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 13 mei 2015, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidend verzoek van [belanghebbende] om de curatele op te heffen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. I.A. Vermeulen en mr. J.P. Evenhuis en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 22 maart 2016.