In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag leges van € 510 vernietigd. De heffingsambtenaar stelde dat belanghebbende een aanvraag voor een omgevingsvergunning had ingediend, maar het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat deze aanvraag daadwerkelijk was gedaan. De belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, had leges in rekening gebracht gekregen voor de legalisatie van appartementen die vóór 2003 waren gebouwd. De rechtbank had geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet kon bewijzen dat de uitspraak op bezwaar tijdig was verzonden, waardoor de beroepstermijn pas begon te lopen na ontvangst van de uitspraak op bezwaar op 28 juni 2013. Het Hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de aanslag ten onrechte was opgelegd, omdat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat er een aanvraag voor een omgevingsvergunning was ingediend. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de heffingsambtenaar werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de belanghebbende.