Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2] ,
[geïntimeerde sub 3] ,
[geïntimeerde sub 4] ,
[geïntimeerde sub 5] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
voorwaardelijkontbinding van de pachtovereenkomst gevorderd, namelijk onder de voorwaarde dat niet binnen vier weken na betekening van ’s hofs arrest betaling van de volledige pachtachterstand heeft plaatsgevonden. Aldus hebben [geïntimeerden] hun vordering tot ontbinding afhankelijk gemaakt van toewijzing van de vordering tot betaling van de pachtachterstand. Nu zij in laatstbedoelde vordering niet-ontvankelijk zijn, is de toewijsbaarheid van bedoelde voorwaardelijke vordering dus niet meer aan de orde.
f760,— (€ 344,87) per hectare bedroeg. Naar volgt uit de voorafgaand aan de comparitie van partijen door [geïntimeerden] overgelegde
e-mail met bijlagen van 26 januari 2016 van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is de pachtovereenkomst van 3 januari 1995, ingaande 1 november 1994, naar de grondkamer gezonden en door de grondkamer ongewijzigd goedgekeurd. Aan die goedgekeurde overeenkomst waren partijen gebonden, ook indien – zoals [appellant] betoogt (memorie van grieven onder 47) – de grondkamer zich bij de toetsing van de aanvangsprijs zou hebben vergist. [appellant] kan zich dus niet erop beroepen dat de goedgekeurde pachtprijs meer bedroeg dan 2% van de vrije verkeerswaarde van het verpachte, daargelaten of dit feitelijk juist is.
f85,— per hectare omdat de oorspronkelijke pachtprijs meer bedroeg dan de regionorm van
f655,—. De pachtprijs bedroeg daarmee met ingang van het nieuwe pachtjaar, dus vanaf 1 november 1995,
f675,— per hectare (€ 306,30).
f120,— per jaar, die echter werd afgetopt door de regionorm van
f755,— per hectare (€ 342,60).
f85