ECLI:NL:GHARL:2016:2078

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
200.142.885
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbindende financieringsvoorwaarde bij verkoop van een chalet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Continental Rekreatie B.V. tegen twee geïntimeerden, die in eerste aanleg gedaagden waren. De zaak betreft een ontbindende financieringsvoorwaarde bij de verkoop van een chalet. Het hof verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland, waarin de zaak eerder is behandeld. De procedure in hoger beroep begon met een dagvaarding op 24 januari 2014, gevolgd door een memorie van grieven en een memorie van antwoord. Het hof heeft besloten om een meervoudige comparitie van partijen te gelasten om inlichtingen in te winnen en een minnelijke regeling te beproeven. De comparitie zal plaatsvinden in het paleis van justitie in Arnhem, waarbij partijen en hun advocaten aanwezig moeten zijn. Het hof heeft ook bepaald dat partijen hun verhinderdagen moeten opgeven en dat Continental het volledige procesdossier in drievoud moet overleggen. Het arrest is gewezen op 15 maart 2016 door de rechters H.L. Wattel, L.J. de Kerpel-van de Poel en C.G. ter Veer, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.142.885
(zaaknummer rechtbank Gelderland 231822)
arrest van 15 maart 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Continental Rekreatie B.V.,
gevestigd te Harskamp, gemeente Ede,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Continental,
advocaat: mr. G. Janssen,
tegen:

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [plaatsnaam] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. A.W.M. Roozeboom.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
26 september 2012, 20 februari 2013 en 20 november 2013 die de rechtbank Arnhem, respectievelijk Oost-Nederland, respectievelijk Gelderland heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 24 januari 2014,
- de memorie van grieven (met één productie),
- de memorie van antwoord (met producties).
2.2
Vervolgens heeft Continental de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.1
Het hof ziet aanleiding een meervoudige comparitie van partijen te gelasten. Het doel is het inwinnen van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling.
3.2
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen (Continental vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking / [geïntimeerden] in persoon) samen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hof, dat daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader te bepalen dag en tijdstip, zulks voor het onder 3.1 genoemde doel;
bij deze comparitie bestaat geen gelegenheid om pleitnotities voor te dragen;
bepaalt dat de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met december 2016 zullen worden opgegeven op de rol van
29 maart 2016, ambtshalve peremptoir, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van de partijen ontbreekt) zullen worden vastgesteld en alsdan in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;
bepaalt dat Continental het volledige procesdossier inclusief producties in drievoud zal overleggen op genoemde rol;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proces-handeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, L.J. de Kerpel-van de Poel en C.G. ter Veer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2016.