Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde],
[gedaagde],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 februari 2013
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde] van 8 april 2013
- het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde] van 15 juli 2013
- het proces-verbaal van tegenverhoor aan de zijde van Continental van 9 september 2013
- de conclusie na getuigenverhoor van de zijde van [gedaagde]
- de conclusie na getuigenverhoor van de zijde van Continental.
2.De verdere beoordeling
nadatde ABN Amro Bank de financieringsaanvraag van [gedaagde] had afgewezen. [getuige sub 3] heeft op dit punt letterlijk verklaard: “er is toen contact geweest met [gedaagde] (hij belde mij) en bij die gelegenheid heb ik tegen hem gezegd dat ik hem al eerder had gezegd dat de ABN Amro Bank geen financiering voor recreatiewoningen verstrekte, en dat hij naar de Rabobank moest of naar onze eigen adviseur.” De rechtbank leidt daaruit af dat [gedaagde] kennelijk de keuze had tussen de Rabobank en de eigen adviseur van Continental (FC&S). Wie de afspraak bij de Rabobank heeft gemaakt, kan in het midden blijven. Dat wordt op grond van de overgelegde stukken en afgelegde verklaringen ook niet duidelijk. Mevrouw [getuige sub 2] heeft verklaard dat [gedaagde] op 27 oktober 2011 een afspraak bij haar had, maar hoe die afspraak tot stand gekomen is en wie de afspraak gemaakt heeft, weet zij niet meer. [gedaagde] heeft eerder verklaard dat [getuige sub 3] de afspraak heeft gemaakt. [getuige sub 3] heeft verklaard dat [gedaagde] de afspraak zelf heeft gemaakt en dat [gedaagde] hem dat in het hiervoor bedoelde telefoongesprek heeft meegedeeld. Wat daar ook van zij, op grond van de hiervoor geciteerde mededeling van [getuige sub 3] aan [gedaagde] staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat [getuige sub 3] [gedaagde] ná afwijzing van diens (eerste) financieringsaanvraag door de ABN Amro Bank heeft verwezen naar (onder meer) de Rabobank. De (tweede) financieringsaanvraag van [gedaagde] bij de Rabobank was dus overeenkomstig het advies van [getuige sub 3], en daarmee van Continental. Daarmee heeft [gedaagde] voldaan aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de leveringsvoorwaarden. Zoals overwogen in rov. 4.5 van het vonnis van 20 februari 2013 kan [gedaagde] zich in dat geval beroepen op de ontbindende voorwaarde van artikel 9 lid 4 van die voorwaarden, zodat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden. Dat leidt ertoe dat de vorderingen van Continental zullen worden afgewezen.
4.023,00(4,5 punten × tarief € 894,00)