ECLI:NL:GHARL:2016:1561

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
WAHV 200.170.092
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Sekeris
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor overschrijding maximumsnelheid en bedrijfsmatige verhuur van voertuigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 17 december 2014 een administratieve sanctie van € 238,- had vernietigd. De sanctie was opgelegd aan de betrokkene, die als kentekenhouder werd beschuldigd van het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 25 km/u op 8 september 2013. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene een beroep kon doen op de disculpatiemogelijkheid van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), omdat hij het voertuig ten tijde van de overtreding bedrijfsmatig aan een derde had verhuurd.

De officier van justitie ging niet akkoord met deze beslissing en stelde dat het verhuren van voertuigen geen kernactiviteit van het bedrijf van de betrokkene was, en dat er daarom geen sprake kon zijn van een bedrijfsmatige huurovereenkomst. Het hof oordeelde echter dat de wet en de parlementaire geschiedenis geen eis stellen dat het verhuren van voertuigen een kernactiviteit moet zijn. De betrokkene had voldoende bewijs geleverd dat hij het voertuig had verhuurd voor promotionele doeleinden, wat binnen de normale bedrijfsvoering van zijn bedrijf viel.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de betrokkene aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van bedrijfsmatige verhuur. De beslissing van de officier van justitie werd verworpen, en het hof concludeerde dat de kantonrechter de sanctie terecht had vernietigd. Er waren geen kosten voor vergoeding vastgesteld.

Uitspraak

WAHV 200.170.092
29 februari 2016
CJIB 175519784
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 17 december 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ([land]).

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard en de inleidende beschikking vernietigd.

Het procesverloop

De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 238,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom met 25 km/u”, welke gedraging zou zijn verricht op 8 september 2013 om 19:39 uur op de [straat] te [plaats] met het voertuig met het kenteken
[kenteken].
2. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigd. Naar het oordeel van de kantonrechter komt de betrokkene een beroep toe op de disculpatiemogelijkheid van artikel 8, aanhef en onder b, van de WAHV, nu de betrokkene het voertuig in kwestie ten tijde van de gedraging bedrijfsmatig aan een derde had verhuurd.
3. De officier van justitie kan zich met voornoemde beslissing van de kantonrechter niet verenigen. Hij stelt zich op het standpunt dat van een bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst geen sprake was, nu het verhuren van auto’s geen kernactiviteit is van het bedrijf van de betrokkene. Om die reden had volgens de officier van justitie geen vernietiging op grond van artikel 8 WAHV mogen volgen.
4. Artikel 8, aanhef en onder b, WAHV luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was”.
5. Uit de overlegde huurovereenkomst blijkt dat de betrokkene het voertuig met voormeld kenteken ten tijde van de gedraging had verhuurd. De vraag die ter beoordeling voor ligt is of deze huurovereenkomst is aan te merken als een bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst in de zin van voormeld artikel 8 WAHV.
6. De wet noch de wetsgeschiedenis bieden een aanknopingspunt voor de beoordeling van de vraag of aannemelijk is gemaakt dat de, in artikel 8, aanhef en onder b, WAHV bedoelde, huurovereenkomst bedrijfsmatig is aangegaan. De memorie van toelichting houdt te dienaangaande slechts in:
“Om duidelijk tot uitdrukking te laten komen dat de in artikel 8 voorziene disculpatiemogelijkheid voor de kentekenhouder - voor zover hier van belang - alleen betrekking kan hebben op bedrijfs- of beroepsmatige verhuur van een motorrijtuig is in dit artikel tevens tussen ‘schriftelijk’ en ‘aangegane’ nog ingevoegd: ‘bedrijfsmatig’” (Kamerstukken II, 1993/94, 23 689, nr. 3, p. 4). Derhalve dient deze beoordeling te geschieden op grond van het feitelijk gebruik en hetgeen ten bewijze daarvan is overgelegd (vgl. het arrest van het hof van 21 februari 2014, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2014:1260).
7. Nu het een disculpatiemogelijkheid betreft, is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hem een beroep op artikel 8, aanhef en onder b, WAHV toekomt.
De betrokkene heeft bij het beroepschrift bij de kantonrechter als bijlagen onder meer een door de gemeente [woonplaats] afgegeven formulier ‘Gewerbe-Ummeldung’ (het hof begrijpt: bedrijfsregistratieformulier) en een ‘Betriebekartei - Auszug’ (het hof begrijpt: uittreksel uit het bedrijvenregister) gevoegd. Uit deze documenten blijkt dat de betrokkene zich in ieder geval sinds 10 augustus 2012 bedrijfsmatig bezighoudt met promotiewerkzaamheden.
8. De door de betrokkene overgelegde huurovereenkomst houdt in dat de betrokkene het voertuig van 2 tot 30 september (het hof begrijpt: 2013) heeft verhuurd aan [huurder]. De huurovereenkomst vermeldt dat de huur geschiedt ‘zu Promotion-Zwecken’ (het hof begrijpt: voor promotiedoeleinden). In zijn verweerschrift heeft de betrokkene toegelicht dat hij het voertuig, een opvallende witte cabriolet, met regelmaat voor promotiedoeleinden verhuurt. De auto wordt in voorkomende gevallen voorzien van reclame-uitingen en ingezet bij het promoten van evenementen en bij openingen van winkels en horecagelegenheden.
9. De betrokkene heeft naar het oordeel van het hof aannemelijk gemaakt dat er in het onderhavige geval sprake was van bedrijfsmatige verhuur van het voertuig. Het hof betrekt daarbij met name de omstandigheid dat in de huurovereenkomst is opgenomen dat de auto wordt verhuurd voor promotionele activiteiten, wat blijkens de overgelegde documenten past binnen de normale bedrijfsvoering van het bedrijf van de betrokkene. Door te stellen dat het verhuren van auto’s een kernactiviteit moet zijn van een bedrijf om een beroep op artikel 8 aanhef en onder b, WAHV te doen slagen, heeft de officier van justitie miskend dat wet noch parlementaire geschiedenis een dergelijk vereiste stellen.
10. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie en de inleidende sanctiebeschikking terecht vernietigd. Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen.
11. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.