Uitspraak
wonende te [A] ,
[appellant],
niet verschenen,
niet verschenen,
hierna:
[geïntimeerde1] VOF,
gevestigd te [B] ,
niet verschenen,
alsmede haar vennoten
4. [geïntimeerde2],
hierna:
[geïntimeerde2],
5. [geïntimeerde3],
beiden wonende te [B] ,
hierna: gezamenlijk aan te duiden als:
[geïntimeerden] VOF c.s.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
"08-05-2010 hebben wij overzicht getekend waar ik niet achtersta en deze aanmaningen zijn nu weer van toepassing u kunt contact opnemen met Noppe& van der zwaag (…)"
- nummer 2010097 d.d. 5 juni 2010 € 2.977,59 (afrekening woning 80-133 en 80-139 [G] );
- nummer 2010096 d.d. 5 juni 2010 € 2.000,- (afrekening woning 80-111);
- nummer 2010095 d.d. 5 juni 2010 € 5.780,- (afrekening woning 80-132 [H] );
- nummer 2010094 d.d. 5 juni 2010 € 17.585,- (afrekening woning 80-122 [appellant] );
- nummer 2010093 d.d. 5 juni 2010 € 14.960,- (afrekening woning 80-129 [H] );
- nummer 2010092 d.d. 5 juni 2010 € 5.010,- (afrekening woning 80-119 [H] );
- nummer 2010091 d.d. 5 juni 2010 € 9.805,- (afrekening woning 80-138 [I] );
- nummer 2010089 d.d. 3 juni 2010 € 6.250,- (afrekening woning 80-112 [H] ).
- nummer 2010097 d.d. 5 juni 2010 € 2.977,59 (afrekening woning 80-133 en 80-139 [G] );
- nummer 2009156 d.d. 12 oktober 2009 € 1.450,- (opleverpunten woning 80-133);
- nummer 2009155 d.d. 12 oktober 2009 € 1.350,- (opleverpunten woning 80-139);
- nummer 2010096 d.d. 5 juni 2010 € 2.000,- (afrekening woning 80-111);
- nummer 2010095 d.d. 5 juni 2010 € 5.780,- (afrekening woning 80-132 [H] );
- nummer 2010094 d.d. 5 juni 2010 € 17.585,- (afrekening woning 80-122 [appellant] );
- nummer 2010093 d.d. 5 juni 2010 € 14.960,- (afrekening woning 80-129 [H] );
- nummer 2010092 d.d. 5 juni 2010 € 5.010,- (afrekening woning 80-119 [H] );
- nummer 2010091 d.d. 5 juni 2010 € 9.805,- (afrekening woning 80-138 [I] );
- nummer 2010089 d.d. 3 juni 2010 € 6.250,- (afrekening woning 80-112 [H] ).
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd dat [geïntimeerden] VOF c.s. worden veroordeeld tot betaling van een bedrag ad in totaal € 33.877,-, vermeerderd met contractuele rente en kosten.
5.Met betrekking tot de grievenVerholen grief
grieven I en VII).
heeft in conventie een beroep gedaan op verrekening met een beweerdelijke tegenvordering ter zake van de bouw van een recreatiewoning voor [geïntimeerde2] (woning 105) ad in totaal € 33.876,- (conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie onder 20 tot en met 22). Zekerheidshalve heeft hij in reconventie veroordeling van [geïntimeerden] VOF c.s. tot betaling van genoemd bedrag van € 33.877,- gevorderd.
Voorts betoogt [appellant] het volgende. Hij had het bedrag van € 33.877,- bij akte vermeerdering van eis willen verhogen tot een bedrag van € 51.637,50, maar is daartoe als gevolg van de schorsing van de procedure in reconventie nog niet in de gelegenheid geweest. De curator in het faillissement van [geïntimeerde1] VOF heeft geen gehoor gegeven aan zijn verzoek om een verificatievergadering te beleggen teneinde de procedure in reconventie te kunnen voortzetten. Aangezien de over een weer gevorderde bedragen grotendeels tegen elkaar wegvallen, had de rechtbank nog niet een veroordeling in conventie mogen uitspreken, terwijl de vordering in reconventie stil ligt.
Grief VIIhoudt in dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beslist op het (impliciete) verrekeningsverweer van [appellant] .
Ook de post van € 250,- voor 'opleverpunten' heeft de rechtbank niet toewijsbaar geacht (rechtsoverweging 5.10 van het bestreden vonnis). Hiertegen heeft [appellant] geen grieven gericht, zodat het hof hiervan heeft uit te gaan.
Grief IVhoudt in dat onder 4.8 van het bestreden vonnis ten onrechte is overwogen dat de rechtbank een redelijk loon zal moeten vaststellen voor zover geen van beide partijen bewijs van prijsafspraken voor verrichte werkzaamheden kan leveren. In de toelichting op deze grief betoogt [appellant] dat de rechtbank eerst partijen in de gelegenheid had dienen te stellen aan te geven of zij bewijs wensten te leveren en pas indien partijen daarom hadden verzocht, had dienen toe te komen aan het vaststellen van een redelijk loon.
De rechtbank heeft [appellant] op dit punt niet toegelaten tot bewijslevering, omdat hij onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat partijen voor de onderhavige post een bedrag van € 1.800,- zijn overeengekomen. In hoger beroep geeft [appellant] niet, althans onvoldoende gemotiveerd aan waarom de rechtbank dit ten onrechte zou hebben overwogen. Evenmin voert hij nadere feiten of omstandigheden aan die zijn stelling ondersteunen, noch doet hij op dit punt een specifiek en concreet bewijsaanbod. Ook het hof zal hem derhalve niet toelaten tot bewijslevering. Daarmee is deze door [appellant] gestelde prijsafspraak niet komen vast te staan en is het bepaalde in artikel 7:752 BW van kracht.
Voor zover [appellant] erover klaagt dat de rechtbank de hoogte van deze post ongemotiveerd op een bedrag van € 2.000,- heeft vastgesteld, overweegt het hof dat dit bedrag als gemiddelde van de door partijen gestelde bedragen als redelijk dient te worden aangemerkt.
De facturen met betrekking tot de woningen van [G] en [I]
Grief IIhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] alleen ten aanzien van de woningen 133 en 139 van [G] betwist dat de werkzaamheden voor zijn rekening zijn verricht. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
grief VIkomt [appellant] tegen dit oordeel op.
Aangezien de rechtbank ten aanzien van deze factuur slechts een bedrag van in totaal € 28.410,- correct heeft geacht, op welk bedrag de door [geïntimeerde2] met [G] verrekende bedragen ad in totaal € 33.732,41 in mindering strekken (zie rechtsoverweging 12.12 tot en met 12.14), is [appellant] genoemd bedrag van € 2.977,69 aan 'meerwerk' ingevolge het bestreden vonnis niet aan [geïntimeerden] VOF c.s. verschuldigd. De rechtbank heeft integendeel geoordeeld dat [geïntimeerden] VOF c.s. ter zake van deze factuur een bedrag van € 5.322,41 aan [appellant] verschuldigd zijn.
Tussentijdse conclusie ten aanzien van de vordering van [geïntimeerden] VOF c.s.
Afspraken d.d. 8 mei 2010
Grief Vbouwt hierop voort.
Blijkens hetgeen hiervoor is overwogen, is [appellant] op basis van de facturen een bedrag van € 32.160,09 aan [geïntimeerden] VOF c.s. verschuldigd. Dit bedrag is lager dan het bedrag dar [appellant] verschuldigd zou zijn, uitgaande van gebondenheid van [geïntimeerden] VOF c.s. aan de afspraken d.d. 8 mei 2010. Dit brengt mee dat [appellant] geen belang heeft bij het bespreken van de grieven III en V, zodat het hof een verdere behandeling daarvan achterwege kan laten.
De (tegen)vordering van [appellant]
berekent deze tegenvordering als volgt:
- factuur 2010016 d.d. 29 april 2010 ad € 46.637,50, die [geïntimeerde2] in zijn geheel onbetaald heeft gelaten;
- hierop strekt in mindering een overeengekomen huurvergoeding ad € 7.232,-, waarbij rekening is gehouden met de verrekening van een deurkozijn met deur en hang- en sluitwerk ten behoeve van een pomphok groot € 267,50 (zie productie 11 bij de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie).
Het hof constateert dat [appellant] van de overeengekomen huurvergoeding ad € 8.000,-
de factoeen bedrag van € 768,- aftrekt.
[appellant] pretendeert derhalve een tegenvordering op [geïntimeerden] VOF c.s. van € 5.000,- plus € 46.637,50 = € 51.637,50 minus € 7.232,- = € 44.405,50.
1) In het overzicht dat als productie 6 bij de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging eis alsmede conclusie van antwoord in reconventie is gevoegd, is een rekenfout gemaakt. De drie posten die afgetrokken dienen te worden van het casco-bedrag, zijn hierbij opgeteld in plaats van afgetrokken. Het totaalbedrag dient derhalve € 170.661,04 te zijn en niet € 197.751,-, aldus [geïntimeerden] VOF c.s.
2) Op de factuur van 29 april 2010 zijn posten opgenomen voor te hoge bedragen. Ook zijn bepaalde posten meegenomen die volgens het vorenbedoelde overzicht al in de prijs zijn meegenomen of reeds eerder zijn gefactureerd op de factuur d.d. 2 april 2009 met nummer 2009006 (productie 7 bij de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging eis alsmede conclusie van antwoord in reconventie).
3) [geïntimeerde2] heeft een groot aantal posten zelf betaald, welke volgens het overzicht in de prijs zijn meegenomen.
- afgesproken prijs € 105.265,04;
- rockpanel t.b.v. dakpanelen € 3.950,-;
- verlengd bordes € 2.700,-;
- verlengde kap € 3.825,-;
- rockpanel t.b.v. verlengde kap € 855,-;
- tussenwanden € 1.000,-;
- manuren
€ 8.885,-TOTAAL € 126.450,04
Betaald: € 8.475,-;
€ 100.265,04Totaal betaald: € 108.740,04
Aldus resteert volgens [geïntimeerden] VOF c.s. een vordering van [appellant] van maximaal € 126.450,04 minus € 108.740,04 = € 17.710,-. Hierop strekt een bedrag van € 8.000,- ter zake van een - in verband met de te late oplevering van de woning - overeengekomen huurvergoeding in mindering. [geïntimeerden] VOF c.s. betwisten het bedrag van € 768,- dat [appellant] hierop in mindering brengt voor hang- en sluitwerk ten behoeve van het pomphok. De schuld van [geïntimeerden] VOF c.s. is dus € 17.710,- minus € 8.000,- = € 9.710,-. Hierop strekken de kosten ter zake van herstel van een groot aantal opleveringsgebreken (productie 13 bij de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging eis alsmede conclusie van antwoord in reconventie) nog in mindering, aldus [geïntimeerden] VOF c.s. Wegens deze gebreken beroepen zij zich op een bevoegdheid tot opschorting van de nakoming van hun resterende betalingsverplichting.
De stelling van [geïntimeerden] VOF c.s. dat in het overzicht dat als productie 6 bij de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging eis alsmede conclusie van antwoord in reconventie is gevoegd, een rekenfout is gemaakt, wordt ondersteund door de factuur d.d. 2 februari 2009 met nummer 2009005. Het daarin als "1e betalingstermijn volgens overeenkomst" gefactureerde bedrag ad € 105.265,04 is de resultante van de in bedoeld overzicht genoemde cascoprijs voor het type Goudplevier ad € 132.355,- minus de posten € 21.410,46 "te verrekenen met HT", € 3.629,50 "glaswerk" en € 2.050,- "pomp". Volgens [appellant] betrof dit overzicht slechts een indicatie waar [geïntimeerde2] rekening mee kon houden voor de berekening van zijn totale kosten bij cascobouw, zodat de posten wel degelijk bij elkaar opgeteld moesten worden (punt 52 van de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie). Gelet op het feit dat de desbetreffende posten in de factuur d.d. 2 februari 2009 niet zijn gefactureerd, kan het hof hier verder aan voorbijgaan.
- "Kwartslag of halve slag trappen", "trappen uitgevoerd in Koto" en "hekwerken uitgevoerd in Koto";
- "Verlengd bordes";
- "Verlengde kap t.b.v. bordes";
- "Tussenwanden verdieping aanpassen".
VOF c.s. baseren zich hierbij wederom op het overzicht dat als productie 6 bij de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging eis alsmede conclusie van antwoord in reconventie is overgelegd.
Aangezien [geïntimeerden] VOF c.s. de grondslag van de (tegen)vordering hebben betwist, dient [appellant] ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv te bewijzen dat hij krachtens de met [geïntimeerde2] gesloten overeenkomst de prijzen van de "lijst Hogenboom" in rekening mocht brengen (in plaats van de prijzen zoals genoemd in het handgeschreven stuk waarop [geïntimeerden] VOF c.s. zich hebben beroepen). Nu [appellant] op dit punt geen dan wel een onvoldoende concreet en specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, zal het hof hem niet toelaten tot deze bewijslevering. Het hof zal derhalve de betwisting door [geïntimeerden] VOF c.s. honoreren. Dit brengt mee dat op de (tegen)vordering van [appellant] de volgende bedragen in mindering strekken:
- €2.000,- minus € 4.030,- minus € 990,- minus € 450,- = € 3.470,- (trappen en hekwerk);
- € 2.700,- minus € 3.500,- = € 800,- (verlengd bordes);
- € 3.825,- minus € 6.850,- = € 3.025,- (verlengde kap t.b.v. bordes)
- € 1.000,- minus € 4.425,- = € 3.425,- (tussenwanden verdieping).
Dit levert een totaalbedrag op van € 10.720,-.
betwist dat partijen een uurtarief van € 17,50 zouden zijn overeengekomen.
Naar het oordeel van het hof dienen [geïntimeerden] VOF c.s. de door hen gestelde prijsafspraak te bewijzen. Het stuk waarop zij zich beroepen, is ontoereikend om dit bewijs geleverd te achten. Nu [geïntimeerden] VOF c.s. in hoger beroep niet zijn verschenen, wordt aan deze bewijslevering niet toegekomen. Het hof zal derhalve uitgaan van het door [appellant] gehanteerde uurtarief van € 50,-, nu deze prijs het hof niet onredelijk voorkomt.
- € 6.850,- voor het waterterras;
- € 9.500,- voor de keuken;
- € 12.376,- voor het tegelwerk;
- € 17.850,- voor het installatiewerk;
- € 3.000,- voor de goten.
[appellant] bestrijdt niet dat [geïntimeerden] VOF c.s. deze bedragen rechtstreeks aan de onderaannemers hebben betaald. Wél betwist hij dat [geïntimeerden] VOF c.s. voor deze bedragen door hem gecrediteerd moeten worden. Hij heeft hen nimmer voor deze werkzaamheden belast, aldus [appellant] .
6.De beslissing
bekrachtigt genoemd vonnis voor zover dit in reconventie is gewezen;