In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de rechthebbende tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarbij een beschermingsbewind is ingesteld over zijn goederen en gelden. De rechthebbende, geboren in 1937, lijdt aan een amnestische stoornis door langdurig alcoholmisbruik, en heeft daarnaast een depressieve stoornis en andere psychische problemen. Hij heeft jarenlang in Mexico gewoond en is na een kort bezoek aan Nederland psychisch gedecompenseerd, wat leidde tot langdurige opname in psychiatrische instellingen.
De rechthebbende heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de beschikking van de kantonrechter, met het argument dat er geen of onvoldoende grond was voor de maatregel van beschermingsbewind. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder medische verklaringen en correspondentie van de betrokken zorginstellingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 januari 2016, waarbij de rechthebbende werd vertegenwoordigd door een andere advocaat.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de rechthebbende niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, en dat de instelling van het beschermingsbewind gerechtvaardigd is. De rechthebbende heeft niet voldoende onderbouwd dat de maatregel niet meer noodzakelijk is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, en het hoger beroep van de rechthebbende afgewezen.