In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om de kinderalimentatie op nihil te stellen, omdat hij sinds de uitspraak van de WSNP op 14 mei 2013 niet meer over draagkracht beschikte om alimentatie te betalen. De rechtbank had in haar beschikking van 22 april 2015 bepaald dat de man met ingang van 1 november 2014 niet meer gehouden was om kinderalimentatie te betalen, maar de man was van mening dat deze nihilstelling al eerder, namelijk vanaf de datum van de WSNP, had moeten ingaan.
Het hof heeft vastgesteld dat er een relevante wijziging van omstandigheden had plaatsgevonden, waardoor een herbeoordeling van de kinderalimentatie gerechtvaardigd was. De man stelde dat hij door de WSNP niet meer vrij kon beschikken over zijn inkomen en dat zijn financiële situatie hem niet in staat stelde om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen. De vrouw en de andere verweerster voerden verweer en stelden dat de man zelf verantwoordelijk was voor zijn financiële situatie.
Het hof oordeelde dat de man, gezien zijn toelating tot de WSNP, inderdaad niet over draagkracht beschikte om kinderalimentatie te betalen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de kinderalimentatie met ingang van 14 mei 2013 op nihil gesteld. Tevens werd bepaald dat de vrouw en de andere verweerster geen terugbetalingsverplichting hadden voor eventueel teveel betaalde alimentatie. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.