Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van mr. Veenstra van 17 augustus 2015;
- een journaalbericht met bijlagen van mr. Koopman-van Lieshout van 24 september
2015.
3.De vaststaande feiten
"(..)
3. PARTNERALIMENTATIEBij de afspraken over partneralimentatie hebben partijen de volgende gegevens als uitgangspunt genomen:
- het bruto jaarinkomen van de man per 1 januari 2009 ad € 72.000,- per jaar, exclusief
8% vakantietoeslag;
- het bruto jaarinkomen van de vrouw per 1 januari 2009 ad € 0,- per jaar
Indien er een aanzienlijke wijziging in de financiële situatie optreedt, of iedere verandering van de situatie zoals die aan het einde van het huwelijk is, treden man en vrouw met elkaar in overleg. Eventueel zal een onafhankelijk bureau gevraagd worden een alimentatieberekening (incl. draagkrachtvergelijking) te maken op basis van de financiële gegevens van de man en de vrouw op dat moment. Indien deze berekening aanleiding geeft tot wijzigen van partneralimentatie dienen man en vrouw een bedrag aan partneralimentatie met elkaar overeen te komen.
Artikel 3.1 Algemeen
(..)
b. De man zal maandelijks bij vooruitbetaling voor de 1e van de maand aan de vrouw voldoen een bedrag van € 4.000,-
bruto, als bijdrage in haar levensonderhoud, vermeerderd met een bedrag van 2/3 deel van het vakantiegeld van de
man, eenmaal per jaar te voldoen in de maand mei, bij wijze van vakantiegeld.
(..)
e. Indien er een aanzienlijke wijziging optreedt in de financiële of persoonlijke situatie van de alimentatiegerechtigde
en/of de alimentatieplichtige (bijv. opnieuw samenwonen, meerderjarig worden van inwonende kinderen, hoger
inkomen van de alimentatiegerechtigde), zal een onafhankelijk bureau opdracht gegeven worden opnieuw een
uitgebreide alimentatieberekening (incl. draagkrachtvergelijking) te maken op basis van de actuele financiële- en
gezinssituatie van zowel de man als vrouw op dat moment. Indien deze berekening aanleiding geeft tot wijzigen van
partneralimentatie en/of kinderalimentatie zullen man en vrouw alsdan opnieuw een bedrag aan partneralimentatie
en/of kinderalimentatie met elkaar overeen komen. Indien niet tot overeenstemming kan worden gekomen, treedt
artikel 9 b in werking.
(..).
4.VERDELING GEMEENSCHAP(..)e. De paarden die mede eigendom zijn van [E] B.V. blijven gehuisvest op het erf aan de [a-straat]51, [A] en worden verzorgd door de vrouw. [E] B.V. betaalt de kosten van de verzorgingvan de paarden die door de man en de vrouw is vastgesteld op € 1.000,- per maand. De kosten van de verzorging vande paarden kunnen in overleg jaarlijks worden gewijzigd.(..). "
4.De omvang van het geschil
De geschilpunten
- de draagkracht van de man op het punt van zijn inkomen en vermogen;
- de behoefte/behoeftigheid van de vrouw;
- de betekenis van de bepalingen van het echtscheidingsconvenant betreffende de
'paardenalimentatie’.
5.De motivering van de beslissing
€ 77.400,- en voorts dat hij via zijn management vennootschap R.F.A. [E] B.V., voor 25% aandeelhouder is van [J] B.V., welke voor 100% aandeelhouder isvan [I] B.V. Bij brief van 5 maart 2014 van mr. [K] is de man verzocht met onmiddellijke ingang zijn werkzaamheden te staken. Bij brief van mr. [K] van 25 maart 2014 is medegedeeld dat op de aandeelhoudersvergadering is besloten dat de man per direct is ontslagen als statutair bestuurder van [H] B.V. en van [I] B.V. Tevens is de arbeidsrelatie van de man met [H] B.V. met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van twee maanden beëindigd, derhalve per 1 juni 2014. De man stelt dat hij als gevolg van deze besluiten per 1 juni 2014 geen inkomen meer heeft, mede omdat hij als dga geen aanspraak heeft op een WW-uitkering. Ofschoon de man goede hoop had dat hij een vergoeding zou ontvangen in het kader van het ontslag, ter zake waarvan zijn advocaat op 11 april 2014 een brief heeft geschreven aan mr. [K] (die het ontslag had medegedeeld bij brief van 25 maart 2014), is deze tot dusver uitgebleven.
€ 3.076.594,- terwijl de man stelt dat hij deze aandelen heeft overgedragen voor slechts
€ 1,-. Daarmee zou een schuld die de man zou hebben aan de bv zijn kwijtgescholden, maar het hebben van die schuld blijkt volgens de rechtbank nergens uit. Het had ook voor de hand gelegen dat de man een ontslagvergoeding zou hebben gekregen indien de man inderdaad slechts € 1,- voor zijn aandelen heeft ontvangen. Daarnaast bestaat volgens de rechtbank onduidelijkheid over een procedure die de man zou zijn gestart tegen [H] c.s. Een en ander leidt de rechtbank tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat sprake is van onherstelbaar en niet verwijtbaar inkomensverlies en dat tevens niet is komen vast te staan dat de man niet meer de beschikking zou hebben over enig substantieel, inkomensvervangend, vermogen.
De inkomens- en vermogenspositie van de man
Tussen de financier en [J] bestaat een overeenkomst van geldlening tegen een rente van 8% gedateerd 1 juli 2011. Daarin staat onder andere dat aflossingen dienen plaats te vinden in termijnen gelijk aan de netto winst van [J] en dat indien de lening niet voor 30 juni 2016 is afgelost de (resterende) lening wordt geconverteerd in aandelenkapitaal (5% voor iedere € 100.000,-). De benodigde aandelen [J] komen om niet in gelijke verdeling uit het aandelenbezit van de personal holdings van de drie oprichters. Op 31 maart 2012 is uit hoofde van de toezichthoudende bepalingen van de Nederlandse Bank (DNB) een 8% geldleningsovereenkomst gesloten tussen [J] en de vier aandeelhouders ter hoogte van € 450.000,- elk. Deze lening van [J] aan de aandeelhouders is gebruikt voor de financiering van een additionele kapitaalstorting op de aandelen van [J] . Die constructie is volgens de man noodzakelijk geweest om te kunnen voldoen aan de vereisten. Het prudentieel tekort diende te worden aangevuld. Het DNB kasrondje ofwel de lening heeft plaatsgevonden in juni 2012. In maart 2014 is de man ontslagen. Na overleg met zijn advocaat heeft de man, hoewel hij het niet eens is met het ontslag, vanwege het financieel risico van een procedure gekozen voor een minnelijk traject. De onderhandelingen tussen de advocaat van de man mr. F.E.C. Koopman en [H] zijn volgens de man in een vergevorderd stadium.
€ 270.000,- tegen 0% rente en heeft zijn nieuwe echtgenote op de loonlijst gestaan voor
€ 1.800,- per maand zonder daar tegenover staande relevante werkzaamheden. Daarbij verricht de man momenteel naar eigen zeggen voor een substantieel aantal uren per week werkzaamheden in de onderneming van zijn echtgenote. Nu de man naar eigen zeggen sinds 1 juni 2014 (nagenoeg) zonder inkomen zit en de onderneming van zijn echtgenote verliesgevend is tot op heden, had van de man verwacht mogen worden elders op zoek te gaan naar werk. Bovendien heeft de man geen inzicht gegeven in de financiële situatie van zijn echtgenote. Nu de man naar eigen zeggen sinds 1 juni 2014 (nagenoeg) zonder inkomen zit en de onderneming van zijn echtgenote tot op heden verliesgevend is, rijst de vraag waarvan de man en zijn echtgenote leven, hetgeen zoals uit het voorgaande blijkt niet afdoende door de man is opgehelderd.
De 'paardenalimentatie’
een en ander in verband met de door haar op zich genomen verzorging van de paarden. Weliswaar is de bv niet als zodanig als (derde) partij in het convenant vermeld, maar dat leidt nog niet tot de conclusie dat de afspraak niet gold tussen de vrouw en de bv. Dat de man op enig moment de betalingen uit hoofde van die verplichting van zijn bv uit zijn privévermogen heeft voldaan, brengt op zichzelf geen wijziging teweeg in de aard van de hier bedoelde verplichting. Dat mede om fiscale redenen voor deze constructie is gekozen ten tijde van het convenant, wat daar ook van zij, kan evenmin tot de conclusie leiden dat het hier gaat om (verkapte) partneralimentatie.