ECLI:NL:GHARL:2016:1410

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
200.177.733/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over het gezag van een minderjarige na ontbinding van een geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van een minderjarige, geboren uit een inmiddels ontbonden geregistreerd partnerschap. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 2 juli 2015 aangevochten, waarin was bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de moeder toekomt. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om alleen belast te worden met het gezag af te wijzen. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft het verzoek van de vader bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid of ongegrondverklaring van het beroepschrift.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn tot de noodzakelijke communicatie voor gezamenlijke gezagsuitoefening, wat heeft geleid tot een ernstig verstoorde relatie. De minderjarige heeft aangegeven bang te zijn voor de vader en geen contact met hem te willen. Het hof heeft geconcludeerd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat wijziging van het gezag in het belang van het kind noodzakelijk is. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, waarbij het hof benadrukt dat de vader nog steeds een rol kan spelen in het leven van de minderjarige, ondanks dat de moeder alleen met het gezag wordt belast.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.177.733/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/167146/ FA RK 15-150)
beschikking van de familiekamer van 16 februari 2016
inzake
[de vader] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.H. Dijkstra, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
[de moeder],
verblijvende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.F. Smallenbroek, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 2 juli 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 1 oktober 2015, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat het verzoek van de moeder teneinde belast te worden met het eenhoofdig gezag wordt afgewezen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 november 2015, heeft de moeder het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden. De moeder verzoekt het hof het beroepschrift van de vader niet-ontvankelijk althans ongegrond te verklaren.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 9 oktober 2015 een brief van 8 oktober 2015 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad);
- op 27 november 2015 een brief van 26 november 2015 van de raad met bijlagen;
- op 7 januari 2016 een journaalbericht van 6 januari 2016 van mr. Dijkstra met bijlagen.
2.4
Op 12 januari 2016 is Bo Schutrups (hierna te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2003, verschenen die buiten aanwezigheid van partijen door het hof is gehoord.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 18 januari 2016 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is - in het kader van zijn adviserende taak - mevrouw [B] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit het inmiddels ontbonden geregistreerde partnerschap tussen partijen is [de minderjarige] geboren. De ouders oefenden tot de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] .
3.2
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 15 januari 2014 is het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] afgewezen.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Overijssel op 22 januari 2015, heeft de moeder de rechtbank verzocht haar in het vervolg alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige] .
3.4
De vader heeft verweer gevoerd en hierbij tevens een zelfstandig verzoek ingediend. Hij heeft de rechtbank verzocht om het verzoek van de moeder af te wijzen en te bepalen dat de moeder hem in de maanden februari, augustus en december van ieder jaar per e-mail informeert over:
- de voortgang op school (Cito toets) en tussentijdse ontwikkelingen op school inclusief schoolrapporten;
- de gezondheid van [de minderjarige] ;
- de hobby's (en ontwikkelingen) van [de minderjarige] ;
- deelname aan sport en spelen van [de minderjarige] en
- relevante vrijheidsactiviteiten van [de minderjarige] ,
met toezending van een recente foto van [de minderjarige] aan de vader.
3.5
Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking heeft de kinderrechter bepaald dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan de moeder toekomt en de volgende informatieregeling vastgesteld:
De moeder informeert de vader in de maanden februari, augustus en december van ieder jaar per e-mail over:
- de voortgang op school (Cito toets) en tussentijdse ontwikkelingen op school inclusief schoolrapporten;
- de gezondheid van [de minderjarige] ;
- de hobby's (en ontwikkelingen) van [de minderjarige] ;
- deelname aan sport en spelen van [de minderjarige] en
- relevante vrijetijdsactiviteiten van [de minderjarige] ,
met toezending van een recente foto van [de minderjarige] aan de vader, en met dien verstande dat de informatie volstrekt geanonimiseerd zal zijn en zonder dat die informatie tot niet-geplande contacten dan wel ontmoetingen tussen de vader en [de minderjarige] kan leiden.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:251a BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.2
Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van een ouder om zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Het ouderlijk gezag houdt een aantal bevoegdheden in die nodig zijn voor de opvoeding en verzorging, zoals onder andere de bevoegdheid om belangrijke beslissingen in het leven van het kind te nemen. In geval van gezamenlijk gezag worden dergelijke beslissingen samen met de andere gezaghebbende ouder genomen. Voor gezamenlijk gezag is dan ook in het algemeen vereist dat de ouders feitelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Nodig is kortom, dat zij met elkaar hierover (kunnen) communiceren.
4.3
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van het hof genoegzaam gebleken dat partijen niet in staat zijn tot de voor de uitoefening van gezamenlijk gezag noodzakelijke communicatie. De relatie tussen partijen is ernstig verstoord en er is daardoor al meerdere jaren niet of nauwelijks contact geweest tussen de ouders. In het verleden is er veel voorgevallen tussen partijen en heeft de vader agressief gedrag getoond, ook in het bijzijn van [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft aangegeven dat zij bang is voor de vader en op dit moment geen contact met hem wil hebben. Op last van de rechter is er geen contactregeling tussen [de minderjarige] en de vader. De moeder heeft na het beëindigen van de relatie tussen partijen hulp gehad maar de vader heeft aangegeven dat hij therapie, in het kader van zijn reclasseringstoezicht, heeft geweigerd omdat hij dit zelf niet nodig vond. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen thans niet in staat zijn tot goed en constructief overleg en dat daarin, anders dan de vader stelt, ook geen noemenswaardige verbetering heeft plaatsgevonden. De vader is geneigd de moeder enorm veel vragen te stellen en lijkt de bedoelingen van de moeder ook te wantrouwen. Daarbij wil zowel de moeder als [de minderjarige] niet dat de vader weet waar zij wonen en waar [de minderjarige] naar school gaat omdat ze bang zijn dat de vader [de minderjarige] zal opzoeken. De moeder heeft, gelet op de escalaties in het verleden -waarbij ook ingrijpen van de politie nodig was-, naar het oordeel van het hof een gerechtvaardigd belang bij het geheim houden van haar adres voor de vader.
4.4
Het hof voorziet, net als de raad, dat de ouders gelet op het vorenstaande niet in staat zullen zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over [de minderjarige] en dat het gezamenlijk gezag voor spanningen zal blijven zorgen. Het hof acht deze situatie niet in het belang van [de minderjarige] . Door voormeld gebrek aan (constructieve) communicatie tussen de ouders, de vele vragen die de vader stelt en zijn wantrouwen is er een onaanvaardbaar risico ontstaan dat partijen gezamenlijk niet tot beslissingen kunnen komen, te meer wanneer belangrijke beslissingen moeten worden genomen, zoals het maken van schoolkeuzes, het aanvragen of verlengen van het paspoort of identiteitsbewijs van [de minderjarige] en het beslissen over medische behandelingen.
Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, zodat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
4.5
Het hof wijst partijen er met klem op dat het feit dat de moeder alleen met het gezag over [de minderjarige] wordt belast niet betekent dat de vader geen rol van betekenis meer kan spelen in het leven van [de minderjarige] . De vader blijft de biologische vader van [de minderjarige] . Het hof acht het in deze positief dat [de minderjarige] heeft aangegeven dat er wellicht in de toekomst weer ruimte is voor contact tussen haar en de vader.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 2 juli 2015, voor zover aan zijn oordeel onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. J.G. Idsardi en mr. S. Rezel, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 februari 2016 in bijzijn van de griffier.