In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die eerder een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De kinderrechter had deze machtiging verleend voor de periode van 22 oktober 2015 tot 9 september 2016, na zorgen over de opvoedingscapaciteiten van de ouders, die beiden met persoonlijke problematiek kampen. De moeder stelde dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de mogelijkheid van een familiegroepsplan, dat de GI had moeten opstellen om te onderzoeken of de grootouders als netwerkpleeggezin konden functioneren.
Het hof heeft vastgesteld dat de GI voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie van de ouders en de mogelijkheid van een netwerkplaatsing. De ouders hadden in het verleden ernstige problemen, waaronder geweld en verstoorde relaties met hun eigen ouders. De GI had geconcludeerd dat een pleegzorgplaatsing in het belang van de minderjarige was, gezien de onveilige situaties en de instabiliteit in het leven van de ouders. Het hof oordeelde dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de opstelling van een familiegroepsplan in deze omstandigheden niet mogelijk was. De moeder's verzoek om de beschikking te vernietigen werd afgewezen, en het hof bekrachtigde de eerdere beslissing van de kinderrechter.