Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
bij de betalingzie artikel 6:43 lid 1 BW daarvoor heeft aangewezen. Bij gebreke van een dergelijke aanwijzing zal de betaling in mindering hebben gestrekt op de ten tijde daarvan oudste opeisbare verbintenis (er bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat bepaalde schulden van [appellante] aan [geïntimeerde] meer bezwarend waren dan andere).
grief I. Producties 21 tot en met 24 bij memorie van grieven hebben betrekking op grief I.
facturen 1115, 1116, 1117 en 1121heeft [appellante] bij memorie van grieven geen andere bezwaren ingebracht. Wel heeft zij zich op betaling daarvan beroepen, alsmede op erkenning van de betaling door [geïntimeerde] , dit laatste doordat [appellante] bij brief van 14 mei 2009 aan de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] heeft geschreven dat deze facturen (‘feitelijk’) al waren betaald, en [geïntimeerde] vervolgens bij dagvaarding in eerste aanleg naliet om hiervan betaling te vorderen ( [geïntimeerde] deed dat voor het eerst bij eiswijziging).
- op 2 november 2006 een betaling van € 502,52 en op 30 november 2006 een betaling van € 4.000 op factuur 1115, waardoor van het oorspronkelijke factuurbedrag van € 4.898,52 het thans door [geïntimeerde] gevorderde bedrag van € 396 resteerde (zie productie 21 bij memorie van grieven),
- op 2 november 2006 een betaling van € 586,56 op factuur 1116 ad € 666,60 en op 16 november 2006 een betaling ad € 68, waarna van het factuurbedrag nog € 12,04 resteerde (productie 22 memorie van grieven),
- op 9 november 2006 een betaling van € 840,88 op factuur 1117 ad € 2.184,88, waarna daarvan € 1.344 resteerde (productie 23 memorie van grieven),
- op 7 december 2006 een betaling van € 415,57 op factuur 1121 ad € 1.183,13, verrekening met een vordering van [appellante] op [geïntimeerde] ad € 473,56 (factuur 61547), zodat van het factuurbedrag nog € 294 openstond (productie 24 memorie van grieven).
‘30 won Eerbeek’). Van die afspraken zal immers afhangen of [geïntimeerde] de kosten van de lijm mocht doorberekenen. Indien daarover geen aanvullende afspraak is gemaakt, was [geïntimeerde] gerechtigd om materialen aan [appellante] door te berekenen. Daarom acht het hof het door [appellante] tegen de onderhavige posten gemaakte bezwaar onvoldoende gemotiveerd. Het bedrag van € 388,68 incl. BTW is terecht toegewezen.
‘verdiepte douchebakken’- zie bijlage 27 bij memorie van grieven en randnummer 127 memorie van antwoord). [appellante] heeft aangevoerd dat dit materiaal reeds bij factuur 1151 in rekening is gebracht. Op de beide facturen staan dezelfde adressen vermeld (BNO 7 t/m 10) en het gaat ook om dezelfde bedragen. In het licht hiervan had het op de weg van [geïntimeerde] gelegen om te motiveren dat elk van de zes op factuur 1151 vermelde bedragen van € 6,80 betrekking had op de levering van ander materiaal dan de op factuur 1142 in rekening gebrachte 4 x € 6,80. De conclusie is dat [appellante] al voor het bij factuur 1142 berekende materiaal heeft betaald, zodat de grief in zoverre slaagt. De vordering zal in zoverre alsnog worden afgewezen.
‘bon 014919 11 m2 6 uur x 28’(de 11m2 is met de hand geschreven) in rekening heeft gebracht (§ 23 memorie van grieven en § 130 e.v. memorie van antwoord). De desbetreffende post op factuur 1142 ad € 168 is door [appellante] betaald (van die factuur is alleen de post
verdiepte douchebakkenonderwerp van discussie). [geïntimeerde] heeft niet weersproken dat hij volgens de door partijen gemaakte afspraak tegen de overeengekomen uurprijs van € 28 het materiaal had moeten bijleveren. Ook dit deel van de vordering blijkt ongegrond te zijn en zal alsnog afgewezen worden.
‘meerdikte’en onder vermelding van
‘BNO 301’verschillende bedragen (€ 106,90, € 13,60, € 2,03 en € 18,70 en € 3,20 - totaal € 144,43). Het gaat bij het eerst vermelde bedrag kennelijk om meerwerk, dat volgens [geïntimeerde] door [appellante] (in persoon van de heer [A.] ) aan hem is opgedragen. [appellante] heeft gemotiveerd betwist dat zij deze opdracht heeft gegeven. Uit productie 15 bij dagvaarding in eerste aanleg blijkt vooralsnog onvoldoende van de opdracht. De bewijslast terzake rust op [geïntimeerde] . Het hof komt daarop hieronder terug.
BNO 301’ gaat het volgens [appellante] om werk, dat reeds bij factuur 1191 in rekening was gebracht. Op factuur 1191, die als onderdeel van bijlage 30 bij memorie van grieven is overgelegd en waarvan vast staat dat [appellante] deze heeft betaald, is eveneens een post ‘
BNO 301’ opgevoerd met grotendeels dezelfde omschrijving als in factuur 1197 en enigszins van de in factuur 1197 gehanteerde posten afwijkende bedragen (€ 106,35, € 2,21, € 7,99 en € 13,60). [geïntimeerde] had in het licht van het verweer en de grote gelijkenis tussen de omschrijvingen van het werk in de twee facturen behoren te onderbouwen dat het in de factuur 1197 onder ‘
BNO 301’ om ander werk gaat, dan met factuur 1191 reeds was gedeclareerd. Dit maakt zijn aanspraak op betaling van dit deel van factuur 1197 (te weten tot een bedrag van € 144,43) ongegrond. De vordering zal in zoverre alsnog worden afgewezen.
verdiepte douchehoek’. [appellante] heeft aangevoerd dat levering van die douchehoeken was inbegrepen in het overeengekomen (en eveneens bij deze factuur in rekening gebrachte) aanbrengen van vloertegels in de specie ad € 27,50 per m2. Volgens [geïntimeerde] heeft [appellante] niet onderbouwd dat de door haar aangevoerde prijsafspraak geldt, maar daarmee miskent [geïntimeerde] dat hij moet stellen en zo nodig, in geval van voldoende gemotiveerde betwisting daarvan, bewijzen dat hij recht heeft op betaling van de door hem gedeclareerde bedragen. Hij stelt weliswaar dat er een prijsafspraak gold die inhoudt dat hij € 15/m2 mocht declareren, maar in de factuur hanteert hij de prijs van € 27,50/m2, terwijl hij niet heeft uitgelegd waarom hij deze aanzienlijk hogere prijs hanteert en niettemin meegeleverd materiaal in rekening mag brengen. [geïntimeerde] kan dan ook geen aanspraak maken bedrag van € 59,25. De grief slaagt in zoverre en dit gedeelte van de vorderingen zal alsnog worden afgewezen.
op het gehele verhaal’ en over ‘
slechte kwaliteit’ van het werk, hetgeen onvoldoende gespecificeerd is: dergelijke beschrijvingen maken niet duidelijk waarop [geïntimeerde] had moeten ingaan. [geïntimeerde] stelt echter het werk steeds te hebben opgeleverd aan [appellante] en daarover niet eerder klachten te hebben gekregen. [appellante] ’ beroep op tekortkomingen is ongegrond en daarom in het bestreden vonnis terecht gepasseerd. [appellante] heeft evenmin aangegeven welke onderdelen van de facturen 1228 en 1233 zien op werk dat niet door [geïntimeerde] , maar door anderen is uitgevoerd, en ook al niet wie die ander is. Dezelfde discussie is gevoerd over al het werk van factuur 1233. Het verweer van [appellante] is onvoldoende gemotiveerd. De conclusie is dat de kantonrechter de bedragen van deze facturen terecht heeft toegewezen.
1270, 1279, 1285, 1290(producties 4, 5, 6, 7, 8, 12 en 14 memorie van grieven): [appellante] heeft de gegrondheid van de door [geïntimeerde] met deze facturen in rekening gebrachte bedragen niet bestreden, maar heeft gesteld dat zij de facturen heeft betaald. Zij maakt in hoger beroep bezwaar tegen het passeren van haar aanbod om de betaling te bewijzen. Blijkens deze producties gaat het hier om twee betalingen van € 1.250 respectievelijk € 641,27 (totaal € 1.891,27). Op de spreadsheet die deel uitmaakt van de producties staan niet alleen de onderhavige facturen, maar ook andere facturen. Het totaalbedrag van alle vermelde facturen is volgens de spreadsheet € 4.940,97, maar op verschillende van die facturen heeft [appellante] kortingen toegepast (als ‘
nog te crediteren’ en ‘
gereserveerd’). Bovendien heeft [appellante] met het bedrag van de facturen een drietal facturen verrekend die zij aan [geïntimeerde] heeft gestuurd (nummers: 81537, 81593 en 81734; totaal van de factuurbedragen: € 1.249,70) en heeft zij voorts nog een korting van € 1.800 toegepast wegens ‘
uren die door [… 2] Bouw niet worden betaald’. Hierdoor sluit de rekensom op het feitelijk betaalde bedrag van € 1.891,27.
Het was ook al in eerste aanleg de vraag in hoeverre [appellante] bevoegd was om die kortingen toe te passen. Voor de factuurnummers 81537, 81593 en 81734 heeft [appellante] zich beroepen op tekortkomingen in het werk van [geïntimeerde] , maar in het bestreden vonnis is dat beroep verworpen omdat [appellante] niet heeft onderbouwd dat zij [geïntimeerde] in staat heeft gesteld om de beweerdelijke tekortkomingen weg te nemen en hem in gebreke heeft gesteld. In hoger beroep heeft [appellante] die onderbouwing nog steeds niet gegeven, zodat de tegenvorderingen van facturen 81537, 81593 en 81734 niet gegrond zijn. Hetzelfde geldt voor de korting met € 1.800 wegens uren die [… 2] Bouw niet heeft betaald. Hier komt nog bij dat [geïntimeerde] heeft bestreden tekort te zijn geschoten en [appellante] niet heeft onderbouwd om welke tekortkomingen het daarbij ging. Haar verwijzingen naar gesprekken met [geïntimeerde] voldoen niet omdat zij niet duidelijk maakt wat daarin is besproken, zodat het hof niet kan beoordelen of daarin een basis ligt voor haar tegenvorderingen. Dit betekent dat het hof er vanuit moet gaan dat de bedragen van de facturen 1261, 1262, 1269, 1270, 1279 en 1285 in het bestreden vonnis terecht aan [geïntimeerde] zijn toegewezen, zodat de grief in zoverre ongegrond is - de toewijzing van het totaalbedrag van € 2.113 (€ 840,25 + € 44,84 + € 440,07 + € 91,77 + € 255,85 + € 327,76 + € 112,46) is terecht.
gereserveerd. Hierin heeft [geïntimeerde] redelijkerwijs geen erkenning mogen lezen van de verschuldigdheid van die bedragen. (Mogelijk had hij dit eerder als een ontkenning daarvan moeten opvatten.) Nu [geïntimeerde] heeft verzuimd om te specificeren op welk bedrag de berekening sluit van hetgeen hij volgens de overeenkomst mag declareren en niet heeft bestreden dat [appellante] op grond van dat verzuim haar betalingsverplichting mag opschorten, had de kantonrechter de vorderingen in zoverre (tot het bedrag van € 2.030) niet mogen toewijzen. In zoverre slaagt de grief III.
geen lekkage badkamer fam [… 4] - wel lekkage overloop - verloren uren voor u kosten - 6 uur A € 45,00 incl. voorrijkosten’). [appellante] heeft in het overzicht dat hierboven reeds ter sprake kwam en dat sluit op het betaalde bedrag van € 641,27 de onderhavige factuur opgenomen in het lijstje ‘
te betalen’ facturen. [geïntimeerde] heeft hierin een erkenning gelezen van de verschuldigdheid van het gefactureerde bedrag, maar daaraan gaat het hof voorbij. Aan het opnemen van deze factuur in een overzicht van ‘
te betalen’ bedragen mag onder de gebleken omstandigheden, waarin sprake is van tientallen facturen, redelijkerwijze niet méér worden opgemaakt dan dat de factuur niet is betaald, en niet tevens dat tegen de verschuldigdheid van het desbetreffende bedrag geen verweer meer zal worden gevoerd.
In het licht van de betwisting van de opdracht ligt het op de weg van [geïntimeerde] om bewijs te leveren van [geïntimeerde] ’ stelling dat hij in opdracht van [appellante] (inclusief voorrijden) zes uur bij de familie [… 4] heeft gewerkt om lekkage te verhelpen. Het hof komt daarop hieronder terug.