ECLI:NL:GHARL:2016:10781

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
05-840385-15-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de raadkamer bij vordering tot gevangenhouding na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 6 januari 2016. De beschikking betrof een bevel tot gevangenhouding van de verdachte, die op dat moment verbleef in een justitiële jeugdinrichting te Lelystad. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De zaak is behandeld in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.P. Hilhorst, aanwezig waren.

De rechter-commissaris in de rechtbank Gelderland had eerder op 10 april 2015 de bewaring van de verdachte bevolen, maar deze bewaring was geschorst. Het onderzoek ter terechtzitting was gestart op 17 november 2015, maar de verdachte was niet verschenen. De behandeling werd geschorst tot 15 december 2015, waar wederom geen beslissing werd genomen over de gevangenhouding. Op 6 januari 2016 heeft de raadkamer van de rechtbank op vordering van de officier van justitie de gevangenhouding bevolen, waartegen de verdachte in hoger beroep ging.

Het hof oordeelde dat de raadkamer niet bevoegd was om van de vordering tot gevangenhouding kennis te nemen, aangezien het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen. Het hof vernietigde daarom de beschikking waarvan beroep en verklaarde de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering. De beslissing is genomen op basis van verschillende artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, waaronder artikelen 65, 66, 66a, 67, 67a, 71 en 282.

Uitspraak

beschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Arnhem
pkn: 05-840385-15-14
avnr: 000071-14
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1999] ,
verblijvende in de justitiële jeugdinrichting te Lelystad.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 6 januari 2016, houdende het bevel tot gevangenhouding en de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door
mr M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 7 januari 2016.

OVERWEGINGEN:

De rechter-commissaris (kinderrechter) in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem heeft op 10 april 2015 de bewaring van verdachte bevolen en de bewaring vervolgens geschorst met ingang van die dag. Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 17 november 2015. Verdachte is toen niet verschenen. De behandeling is geschorst tot de terechtzitting van
15 december 2015. Verdachte is toen wederom niet verschenen. De rechtbank heeft op die terechtzitting (bij apart geminuteerde beslissing) de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. Op die terechtzitting is geen beslissing genomen over de gevangenhouding van verdachte. De raadkamer van de rechtbank heeft op vordering van de officier van justitie op
6 januari 2016 de gevangenhouding van verdachte bevolen. Tegen deze beslissing heeft verdachte hoger beroep ingesteld.
Naar het oordeel van het hof had de raadkamer de officier van justitie niet ontvankelijk moeten verklaren, daar de raadkamer niet bevoegd was om van een vordering tot gevangenhouding (of gevangenneming) kennis te nemen nu het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen. Het hof zal daarom de beschikking waarvan beroep vernietigen en de officier niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 66a, 67, 67a , 71 en 282 van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep en verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gegeven op 20 januari 2016 door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter, P. van Dijken en M.M.L.A.T. Doll, raadsheren, in tegenwoordigheid van H. de Graaf, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.