ECLI:NL:GHARL:2016:10666

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2017
Zaaknummer
21-007358-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake hennepteelt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 4 december 2014. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 26 april 2016 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 12 april 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en kennisgenomen van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. J.L.J. Leijendekker. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis van de politierechter niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat het proces-verbaal van de zitting niet de benodigde uitwerking van de bewijsmiddelen bevatte. Daarom heeft het hof het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.

De verdachte was beschuldigd van het telen van ongeveer 95 hennepplanten in de periode van 1 maart 2014 tot en met 30 april 2014 in Geldermalsen. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de inzet van dwangmiddelen en dat er geen redelijk vermoeden van schuld was. Het hof oordeelde echter dat er voldoende verdenking was om de woning van de verdachte te doorzoeken, gebaseerd op een MMA-melding en daaropvolgende metingen die duidden op een hennepkwekerij. Het hof achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk op, evenals een taakstraf van 120 uren.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de verdachte als strafbaar verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007358-14
Uitspraak d.d.: 26 april 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 4 december 2014 met parketnummer 05-840414-14 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 april 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die na voorlezing aan het hof is overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.L.J. Leijendekker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen bevat. Daarbij ontbreekt eveneens de bewezenverklaring. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2014
tot en met 30 april 2014 te Geldermalsen, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, (telkens) (in de uitoefening van een beroep of
bedrijf) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [a-straat 1]
) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 95 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verweren

Door de raadsman is betoogd – kort gezegd – dat gezien de stukken van de zaak in deze zaak onvoldoende handen en voeten is gegeven aan de dwangmiddelen die ingezet kunnen worden ter ontmanteling van een hennepkwekerij. De raadsman is van mening dat de instap niet had mogen plaatsvinden omdat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld waardoor sprake is van schending van de artikelen 3, 6 en 8 van het EVRM. Een en ander dient te leiden tot bewijsuitsluiting en daarmee tot vrijspraak.
Uit de stukken van de zaak is het hof het volgende gebleken.
  • Op 4 april 2014 komt bij de politie een MMA-melding binnen. Deze melding is aanvankelijk niet vastgelegd in een proces-verbaal. Bij aanvullend proces-verbaal van 26 november 2014 is dat alsnog gedaan. In de melding staat: “Hennepkwekerij in bedrijfspand van auto-tune bedrijf aan de [a-straat 2]. Rond het pand hangt een sterke wietgeur. Onbekend wie de eigenaren zijn. Mogelijk heeft het te maken met een kwekerij die in 2013 is opgerold bij de buren”.
  • Na de melding is door netwerkmedewerker [betrokkene] een zogenaamde blokmeting gedaan (waaronder de panden aan de [a-straat 1,2 en 3] vielen). Hieruit bleek dat het stroomgebruik, waarbij een zogenaamde cyclus van twaalf uur zichtbaar was, indicatief was voor een hennepkwekerij.
  • Vervolgens heeft nog een warmtemeting plaatsgevonden, eveneens gedaan door netwerkmedewerker [betrokkene], op de panden ([a-straat 1,2 en 3]) die betrokken waren bij de blokmeting. Bij deze meting werd waargenomen dat het pand [a-straat 1] aan de linkerzijde een rooster had dat warmte uitgaf. Dit pand is met instemming van de eigenaar bekeken. Er werd echter niets ter zake dienende aangetroffen. Bij het pand [2] en [2b] werden aan de voorzijde roosters aangetroffen die warmer waren dan andere roosters van de woning.
  • Op 30 april 2014 is binnengetreden in de woning ([a-straat 3]) van verdachte. Uiteindelijk werd in de kruipruimte van die woning een hennepkwekerij met 95 planten aangetroffen.
  • Verbalisant [verbalisant] is ter terechtzitting van de politierechter op 4 december 2014 als getuige gehoord. [verbalisant] verklaarde dat hij eerder op 30 oktober 2012 in de
woning van verdachte is geweest en daar een kwekerij met vijf planten en benodigde apparatuur voor een kwekerij had aangetroffen. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
Het hof is van oordeel dat met de MMA-melding zorgvuldig is omgegaan. Na die melding heeft er eerst een blokmeting en nadien nog een warmtemeting plaatsgevonden, allebei verricht door een netwerkmedewerker. Pas nadat het pand [a-straat 1] uitgesloten kon worden is er, gelet op de uitslagen van de metingen en mede omdat eerder bij verdachte hennepplanten en benodigde apparatuur voor een hennepkwekerij waren aangetroffen, na een afgegeven machtiging binnengetreden in de woning van verdachte. Dat een en ander alleen is geverbaliseerd door verbalisant [verbalisant] maakt het oordeel van hof niet anders. Het hof ziet geen aanleiding voor de veronderstelling dat [verbalisant] de gang van zaken niet juist of niet zorgvuldig zou hebben opgenomen in de betreffende processen-verbaal. Daarbij is de verdediging ter terechtzitting in eerste aanleg ruimschoots in de gelegenheid geweest [verbalisant] te bevragen op diens bevindingen.
Het hof is derhalve van oordeel dat gelet op bovenvermelde feiten en omstandigheden voldoende verdenking was gerezen dat verdachte een vermoedelijk strafbaar feit had begaan en dat op rechtmatige wijze is opgetreden. Van schending van de rechten van verdachte is niet gebleken. Het verweer wordt verworpen.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door verdachte is gesteld dat er sprake is van 76 en niet van 95 hennepplanten.
Door verbalisant [verbalisant] is bij aanvullend proces-verbaal van 26 november 2014 gerelateerd: “De hoeveelheid hennepplanten welke door mij, verbalisant, zijn aangetroffen zijn samen met twee medewerkers geteld. De aangetroffen hoeveelheid hennepplanten betreft 95 stuks”.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van dit bewijsmiddel te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hijop één of meerdere tijdstippeninof omstreeksde periode van 1 maart 2014
tot en met 30 april 2014 te Geldermalsen,tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, (telkens) (in de uitoefening van een beroep of
bedrijf)opzettelijk heeft geteelden/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [a-straat 1]
)een hoeveelheid van (in totaal)ongeveer95 hennepplanten,althans een
groot aantal hennepplantenen/of delen daarvan,in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter heeft verdachte conform de eis van de officier van justitie veroordeeld tot één maand gevangenisstraf geheel voorwaardelijk en een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld als hem in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en op grond van de persoon van verdachte.
Verdachte heeft een hennepkwekerij in zijn woning gerund. Aannemelijk is dat verdachte voor eigen financieel gewin tot het opzetten van die kwekerij is gekomen.
Bij de straftoemeting heeft het hof mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat uit het ten name van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 maart 2016 blijkt dat aan hem eerder een geldboete is opgelegd voor een soortgelijk delict. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw tot zulk gedrag te komen.
Het hof is daarom van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Alle omstandigheden in aanmerking nemend, is de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf gerechtvaardigd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier,
en op 26 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 26 april 2016.
Tegenwoordig:
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. E.C.A.M. Langenhorst, advocaat-generaal,
mr. G.W. Jansink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.