In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, dat op 19 februari 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980 en wonende te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2016 en het onderzoek in eerste aanleg in aanmerking genomen. De advocaat-generaal had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken en om vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen af te wijzen, behalve voor een vordering tot tenuitvoerlegging van drie weken gevangenisstraf.
Het hof oordeelde dat de eerste rechter op juiste gronden had geoordeeld en bevestigde het vonnis, behalve voor de opgelegde straf en de beslissingen met betrekking tot de vorderingen tot tenuitvoerlegging. De verdachte was schuldig bevonden aan bedreiging en belediging van een ambtenaar, wat had geleid tot een ernstige aantasting van de eer en goede naam van de betrokken agent en een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Het hof hield rekening met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij zich in proeftijd bevond.
Uiteindelijk heeft het hof de opgelegde straf van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Daarnaast zijn er verschillende vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen gelast, en is de proeftijd verlengd. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, en de uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.