ECLI:NL:GHARL:2016:10345

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
200.196.725/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlast door buren in kort geding; afwijzing van gevorderde voorzieningen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kort geding dat was aangespannen door [appellant] tegen [geïntimeerden] c.s. [appellant] vorderde voorzieningen vanwege stelselmatige en voortdurende overlast door zijn buren, [geïntimeerden] c.s., die in hetzelfde appartementencomplex wonen. De overlast zou bestaan uit geluidsoverlast, inbreuken op zijn privacy en andere hinderlijke gedragingen. Het hof heeft vastgesteld dat de door [appellant] gestelde overlast onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De enkele incidenten die zich hebben voorgedaan, zoals ruzies en geluidsoverlast, zijn niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van een structurele situatie die een voorziening rechtvaardigt. Het hof heeft ook overwogen dat de door [geïntimeerden] c.s. gemaakte afspraken om niet meer in het portaal te roken en niet meer te barbecueën, de noodzaak voor een voorziening wegnemen. De vorderingen van [appellant] zijn afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Tevens is [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.196.725/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/414928 / KL ZA 16-147)
arrest van 20 december 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde1] ,wonende te [A] ,hierna: [geïntimeerde1] ,2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. R.W. Nederveen, kantoorhoudend te Alkmaar.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het kortgedingvonnis van 29 juni 2016 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland.

2.Het geding in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 juli 2016 (met grieven en producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- de op 31 oktober 2016 gehouden pleidooien, waarbij van beide zijden pleitnotities zijn overgelegd en van welke zitting proces-verbaal is opgemaakt. Daarbij zijn de volgende producties overgelegd. Van de zijde van [geïntimeerden] c.s.: prod. 9, geluids- en videofragmenten; prod. 10 en 11, verklaring [geïntimeerden] c.s. en urenrooster [geïntimeerde2] . Van de zijde van [appellant] : prod.
3 tot en met 10 als opgesomd in de brief van mr. Nierop d.d. 14 oktober 2016 en de twee prod. gevoegd bij de brief van mr. Nierop d.d. 24 oktober 2016 (eveneens genummerd 9 en 10).
1.2
Vervolgens is de zaak aangehouden voor een poging tot mediation. Nadat was gebleken dat mediation niet was gelukt, is arrest gevraagd en heeft het hof arrest bepaald.
1.3
[appellant] vordert in hoger beroep (samengevat) het bestreden vonnis te vernietigen, zijn afgewezen vorderingen alsnog toe te wijzen, de toegewezen vordering van [geïntimeerden] c.s. alsnog af te wijzen, [geïntimeerden] c.s. te veroordelen in de kosten van beide instanties en tot terugbetaling van al hetgeen uit hoofde van het in eerste aanleg gewezen vonnis is voldaan, vermeerderd met wettelijke rente.

3.De vaststaande feiten

3.1
Tegen de door de rechtbank in rov. 2 (2.1 tot en met 2.8) vastgestelde feiten zijn behoudens rov. 2.3 (zie daarover memorie van antwoord onder randnummer 1.11) geen grieven aangevoerd, terwijl ook overigens van bezwaren daartegen niet is gebleken. Derhalve zal ook het hof van die feiten uitgaan, behalve de feiten weergegeven in rov. 2.3, nu deze door [geïntimeerden] c.s. worden betwist. Aangevuld met wat overigens nog is gesteld en niet weersproken staat, voor zover van belang, het volgende vast.
3.2
Partijen zijn beiden woonachtig in het appartementencomplex gelegen aan de [a-straat] te [A] . Partijen zijn eigenaar van hun eigen appartement. De afstand tussen de voordeuren van de op de begane grond gelegen appartementen van partijen bedraagt ongeveer 2,5 meter.
3.3
[appellant] woont sinds 2006 in het appartementencomplex (nr. 91) en [geïntimeerden] c.s. zijn op of omstreeks 20 maart 2015 eigenaar van hun appartement geworden (nr. 89).
3.4
[geïntimeerden] c.s. hebben nadat zij hun woning hebben betrokken verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd. Voorts hadden zij in ieder geval in die beginperiode relationele twisten.
3.5
Op 19 juni 2015 heeft [appellant] een sommatiebrief doen betekenen aan [geïntimeerden] c.s. [geïntimeerden] c.s. is verzocht en zover nodig gesommeerd onverwijld te stoppen met het in de toekomst op enige manier veroorzaken van geluidsoverlast.
3.6
[appellant] heeft bij zijn deur een deurbel gemonteerd die voorzien is van een HD-camera. Met deze camera is het mogelijk om foto’s te maken. Bij brief van 13 november 2015 hebben [geïntimeerden] c.s. [appellant] gesommeerd de deurbel met camera te verwijderen en verwijderd te houden, voor zover deze direct dan wel indirect is gericht op het toegangspad en de voordeur van [geïntimeerden] c.s. [appellant] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
3.7
Op 30 mei 2016 hebben [geïntimeerden] c.s. ruzie gehad en is de politie bij [geïntimeerden] c.s. langs geweest.
3.8
Op 12 augustus 2016 (na het vonnis in eerste aanleg) heeft zich een incident voorgedaan waarbij [geïntimeerde1] tegen de voordeur van [appellant] heeft getrapt.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft [geïntimeerden] c.s. in kort geding gedagvaard en heeft gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. primair, het [geïntimeerden] c.s. wordt verboden om met onmiddellijke ingang na betekening
van het te wijzen vonnis en voor de duur van drie jaar:
i. in hun appartement geluid te veroorzaken ten gevolge van ruzies, discussies
of anderszins conversaties welke duidelijk waarneembaar zijn in het appartement van [appellant] ;
ii. in hun appartement geluid te veroorzaken ten gevolge van ruzies, discussies of anderszins conversaties welke duidelijk waarneembaar zijn in de buitenruimte van [appellant] en in de trapportalen;
iii. in het trapportaal bij het appartement van [geïntimeerden] c.s. of [appellant] of in de buitenruimte horende bij het appartement van [geïntimeerden] c.s. geluid te veroorzaken ten gevolge van ruzies. discussies of anderszins conversaties welke duidelijk waarneembaar zijn in het appartement van [appellant] ;
iv. in het appartement of in de buitenruimte horende bij het appartement van [geïntimeerden] c.s. gedurende de nachtelijke uren tussen 21.00 uur s avonds en 08.00 uur ‘s ochtends geluid te veroorzaken ten gevolge van verbouwingen welke duidelijk waarneembaar zijn in het appartement van [appellant] ;
v. rook of stank te veroorzaken welke duidelijk waarneembaar is in het appartement van [appellant] ;
vi. zich zonder redelijk doel op te houden in het trapportaal en andere gemeenschappelijke ruimtes;
vii. een radio of ander geluidsoverlast veroorzakend apparaat te gebruiken buiten het appartement van [geïntimeerden] c.s. en in het appartement slechts voor zover het gebruik niet tot duidelijk waarneembaar geluid leidt in het appartement van [appellant] ;
viii. contact met [appellant] op te nemen voor een doel waarvoor redelijkerwijs geen gemeenschappelijk overleg noodzakelijk is;
B. subsidiair, het [geïntimeerden] c.s. wordt verboden op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen wijze het onrechtmatige gedrag jegens [appellant] te stoppen;
C. een en ander met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] c.s. tot het betalen van een in de dagvaarding nader omschreven dwangsom per geconstateerde overtreding van de opgelegde verboden.
4.2
[geïntimeerden] c.s. hebben verweer gevoerd en hebben in reconventie gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair, [appellant] wordt geboden om binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis de deurbelcamera te verwijderen en verwijderd te houden, waarbij [appellant] wordt verboden een deurbelcamera van gelijke soort en met overeenkomstige werking op te hangen, een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde ten aanzien van deze veroordeling in gebreke blijft, tot een maximum van € 20.000,-, althans een direct opeisbare dwangsom ter hoogte van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag:
- subsidiair, [appellant] wordt verboden op een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen wijze om door middel van de deurbelcamera inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [geïntimeerden] c.s. een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde ten aanzien van deze veroordeling in gebreke blijft, tot een maximum van € 20.000,-, althans een direct opeisbare dwangsom ter hoogte van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag:
- primair en subsidiair, [appellant] wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
4.3
De voorzieningenrechter heeft in conventie de vorderingen afgewezen en in reconventie de primaire vordering (nagenoeg geheel) toegewezen (met maximering van de dwangsom tot € 10.000,-) en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in conventie en in reconventie.

5.De bespreking van de grieven en de vordering

5.1
Het spoedeisend belang acht het hof ook in hoger beroep met de aard van het geschil gegeven.
5.2
Het hof stelt vast dat de
grieven 1 tot en met 5van [appellant] grotendeels een herhaling betreffen van hetgeen door hem in eerste aanleg is betoogd. Het hof verwijst naar hetgeen de voorzieningenrechter dienaangaande heeft overwogen en neemt dat als zijn oordeel over. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
5.3
Hetgeen door [appellant] is gesteld omtrent stelselmatige, voortdurende en ook in de toekomst dreigende:
(i) door [geïntimeerden] c.s. veroorzaakte overlast door geluid, en
(ii) door [geïntimeerden] c.s. gepleegde inbreuken op zijn privacy (onder meer het onnodig in de portieken/trapportalen hangen, de postbode bevragen over de door hem af te leveren post, het indringend bij [appellant] in de woning binnenkijken en het nadrukkelijk schoonvegen van het toegangspad), en
(iii) door [geïntimeerden] c.s. gepleegde vernielingen aan zijn auto en het door [geïntimeerden] c.s. versperren van de doorgang van zijn woning met vuilcontainers,
is allemaal uitvoerig en gemotiveerd door [geïntimeerden] c.s. weersproken en in dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden. Tegenover de door [appellant] overgelegde schriftelijke verklaringen van buurtbewoners en betrokkenen staan de verklaringen van buurtbewoners en betrokkenen en urenregistraties van [geïntimeerde2] , die door [geïntimeerden] c.s. in het geding zijn gebracht. Een kort geding als het onderhavige leent zich niet voor uitgebreide getuigenverhoren.
Het enige dat aannemelijk is geworden, is dat er in het verleden (voorjaar 2015) als gevolg van verbouwingen en enkele relationele ruzies geluidsoverlast is geweest en dat er op 30 mei 2016 en 12 augustus 2016 een tweetal incidenten heeft plaatsgevonden waarbij door [geïntimeerden] c.s. geluidsoverlast is veroorzaakt. Dit is onvoldoende om te kunnen spreken van een structurele situatie en van dreigende geluidsoverlast in de toekomst en daarmee niet toereikend om toewijzing van de vorderingen te kunnen rechtvaardigen.
5.4
Wat betreft de door [appellant] gestelde overlast door het roken door [geïntimeerden] c.s. in het portaal bestaat voorts niet langer behoefte aan een voorziening, nu [geïntimeerden] c.s. ter zitting van het hof hebben toegezegd dat voor zover door hen nog gerookt wordt, dit niet meer in het portaal zal plaatsvinden. Daarnaast hebben [geïntimeerden] c.s. toegezegd niet meer te zullen barbecueën rondom hun appartement.
5.5
Op grond van het vorenstaande kunnen grieven 1 tot en met 5 geen doel treffen en behoeven deze verder geen afzonderlijke bespreking.
5.6
De zesde grief (per abuis genummerd als grief 5)heeft betrekking op de vordering in oorspronkelijke reconventie. Met deze grief betoogt [appellant] dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het automatisch aangaan van de deurbel met camera niet betekent dat ook automatisch foto's worden gemaakt. De bel/camera gaat wel aan als er mensen binnen het bereik zijn, maar het is volgens [appellant] aan hem om daar eventueel via zijn smartphone foto's van te maken. Het hof vermag niet in te zien wat dit uitmaakt voor de beoordeling. Voorts hebben [geïntimeerden] c.s. verwezen naar de door hen overgelegde productinformatie van de bel, waaruit blijkt dat de camera bij beweging binnen het bereik van 10 meter automatisch een filmpje maakt dat wordt opgeslagen op de SD-card. Wat [appellant] voorts nog heeft betoogd in de toelichting op de grief kan hem niet baten. Uit productie 15 van [geïntimeerden] c.s. in eerste aanleg blijkt overduidelijk dat de camera bedoeld is om de handel en wandel van [geïntimeerden] c.s. te volgen, waarmee een onaanvaardbare inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt. De door [appellant] gestelde rechtvaardigingsgrond, te weten zijn behoefte om bewijs tegen [geïntimeerden] c.s. te verzamelen, acht het hof in het licht van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit onvoldoende zwaarwegend, temeer nu [appellant] in geval van werkelijke incidenten ook met een gewone videocamera of mobiel beelden kan maken.
Ook deze grief faalt derhalve.

6.De slotsom.

Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. te begroten op € 314,- aan verschotten (griffierecht) en € 2.682,- (3 punten in tarief II) aan te liquideren salaris van de advocaat.
De beslissing
Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. tot aan deze uitspraak op € 314,- aan verschotten en € 2.682,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, G. van Rijssen en B.J.H. Hofstee en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op dinsdag 20 december 2016.