Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
De Hon,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep (met producties);
3.De vaststaande feiten
“voor werkzaamheden van dezelfde aard, als u niet eerst werknemer in de gelegenheid heeft gesteld die werkzaamheden op de bij u gebruikelijke voorwaarden te hervatten.”
“Binnen De Hon wordt gewerkt volgens de kostenplaatsmethode. Dat houdt in dat per functie op basis van feitelijke tijdsbesteding wordt bepaald welk percentage van de totale bruto kosten per functieplaats moet worden doorbelast aan welke vennootschap en meer in het bijzonder aan welk bedrijfsonderdeel. De accountant neemt bij de jaarlijkse controle ook deze verdeling onder de loep. Tevens wordt in overleg met en op advies van de accountant jaarlijks de verdeling geactualiseerd. Vorenstaande houdt in dat de bruto kosten van de in het organisatieschema (bijlage 9 en 10) genoemde medewerkers, die werkzaam zijn binnen de afdeling financiële administratie, voor een groot deel worden doorbelast aan andere bedrijfsonderdelen en vennootschappen.”
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
I.) voor recht verklaart dat het ontslag kennelijk onredelijk is;
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
Die vraag dient daarbij wel te worden onderscheiden van de vraag of een (door het UWV aangenomen) bedrijfseconomische grond ook voldoende zwaarwegend was om het ontslag te dragen; die toetsing behoort tot het domein van het UWV. Niettemin kan een ontslag ook kennelijk onredelijk zijn indien sprake is geweest van een (al dan niet opzettelijk) onjuiste presentatie van de (bedrijfseconomische) cijfers en aannemelijk is dat bij een correcte presentatie het UWV de ontslagvergunning niet zou hebben verleend.
Het hof vult het door [appellant] terzake de toepassing van het afspiegelingsbeginsel gedane beroep op een valse/voorgewende reden ambtshalve met deze grond aan.
5.14 Het hof overweegt dat [appellant] niet voldoende gemotiveerd heeft betwist dat naar de functieomschrijving de functies van “vertegenwoordiger bekistingen” en de functie van “technisch coördinator bekistingen” verschillende, onderling niet uitwisselbare functies betreffen.
heeft echter wel gemotiveerd en onderbouwd aangevoerd dat de functie van “technisch coördinator bekistingen” feitelijk niet bestaat en dat [C] ook na 21 december 2012 zijn werkzaamheden van vertegenwoordiger is blijven uitoefenen. [appellant] heeft zich in dat verband beroepen op de transcriptie van een telefonisch gesprek dat hij heeft gevoerd met [C] en op een schriftelijke verklaring van een klant van De Hon, dhr. [E] van Visser en Smit Bouw BV te Papendrecht.
6.6. De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, hij die stukken op de roldatum van dinsdag 17 januari 2017 in het geding dient te brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal/zullen opgeven op de
roldatum van dinsdag 3 januari 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;