Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
ontvangervan de
Belastingdienst/Kantoor Hoorn(hierna: de Ontvanger)
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
€ 118.414
€ 255
3.Het geschil
4.Beoordeling van het geschil
- Op 13 oktober 2009 is de vordering op de aandeelhouder van € 65.049 overgegaan naar de nieuwe aandeelhouder, [R] B.V.
- Op 16 oktober 2009 heeft de notaris de helft van het op zijn derdengeldrekening gestorte bedrag, € 423.555, aan [G] B.V. overgemaakt, zodat een even groot bedrag resteerde.
- Op 22 oktober 2009 is de bankrekening van [A] BV opgeheven.
- Op de balans die per ultimo 2009 is opgesteld, is vermeld dat [A] BV een vordering had op de aandeelhouder van € 912.159 en niet over liquide middelen beschikte. De latente belastingclaim is op nihil gesteld.
- [A] BV is na de overdracht gevoegd in een fiscale eenheid met een aantal andere vennootschappen. Een van deze vennootschappen is [M] N.V., die over aanzienlijke oninbare vorderingen zou beschikken. Uit de gedingstukken die betrekking hebben op de aanslagregeling Vpb voor het jaar 2007 van laatstgenoemde vennootschap en de aanslagregeling Vpb voor het jaar 2009 van de fiscale eenheid waartoe [A] BV behoorde, is af te leiden dat het bestaan van de vorderingen – laat staan of deze oninbaar waren geworden – niet aannemelijk is gemaakt.
- [R] B.V. heeft de aandelen in ACIH 2 BV per 31 december 2009 verkocht aan haar dochtermaatschappij [V] B.V., die per deze datum ook in de fiscale eenheid Vpb is gevoegd.
- Niet is gebleken dat [R] B.V. of [V] B.V. over enige activa beschikken c.q. beschikten die ter voldoening van de Vpb-latentie kunnen c.q. konden worden uitgewonnen.