ECLI:NL:GHARL:2016:10211

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2016
Publicatiedatum
19 december 2016
Zaaknummer
200.192.009/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondercuratelestelling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ondercuratelestelling van een meerderjarige, geboren in 1996. De vader van de betrokkene had in eerste aanleg verzocht om zijn zoon onder curatele te stellen, wat door de kantonrechter was toegewezen. Echter, de vader kwam in hoger beroep terug op zijn verzoek, stellende dat de curatele niet noodzakelijk was en dat zijn zoon in staat was om zijn eigen belangen te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2016 gaven zowel de vader als de betrokkene en zijn moeder aan dat zij na de eerdere beschikking tot inzicht waren gekomen dat de ondercuratelestelling niet nodig was. Het hof constateerde dat de vader onvoldoende bekend was met de verplichtingen van curatorschap en dat hij op advies van de school van zijn zoon had gehandeld zonder zich goed te verdiepen in de materie. Het hof oordeelde dat de vader de maatregel niet daadwerkelijk had gewild en dat er geen aanleiding was voor een ondercuratelestelling, gezien de zorg en begeleiding die de betrokkene thuis ontving. Het hof vernietigde de eerdere beschikking en wees het verzoek tot ondercuratelestelling af, met de bepaling dat deze uitspraak in het Centraal Curatele- en Bewindsregister zou worden ingeschreven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.192.009/01
(zaaknummer rechtbank 4655739 MT VERZ 15-9968)
beschikking van 15 december 2016
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. D. Gürses te Utrecht,
en
[de betrokkene] ,
wonende te [A] ,
hierna te noemen: [de betrokkene] of de betrokkene.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de moeder] ,

wonende te [A] ,
hierna te noemden: de moeder,

2.[de zus] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de zus.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 23 februari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 23 mei 2016;
- een brief van mr. Gürses van 13 juni 2016 met productie(s);
- een faxbericht van mr. Gürses van 18 november 2016 met productie(s);
- een faxbericht van mr. Gürses van 21 november 2016 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 november 2016 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook zijn verschenen de betrokkene en zijn moeder.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1996 te [B] . Verzoeker is de vader van betrokkene.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 7 december 2015, heeft de vader verzocht betrokkene vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele te stellen en hemzelf tot curator te benoemen.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het inleidend verzoek van de vader toegewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 23 februari 2016.
Hij stelt dat bij nader inzien een beschikking inhoudende de verstrekkende maatregel van curatele niet nodig is. Volgens de vader is de lichamelijke en geestelijke toestand van betrokkene niet van dien aard dat betrokkene niet in staat is om zijn (vermogensrechtelijke) belangen zelf waar te nemen.
De vader verzoekt het hof dan ook de beschikking van 23 februari 2016 te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

* De ontvankelijkheid
5.1
Het hof constateert dat de vader in hoger beroep komt van een beslissing van de kantonrechter, waarbij hij toegewezen heeft gekregen hetgeen hij heeft verzocht, namelijk de ondercuratelestelling van zijn zoon met benoeming van hemzelf tot curator. In het algemeen geldt dat hoger beroep er niet toe kan dienen om een op eigen verzoek verkregen beslissing ongedaan te maken. De partij die spijt krijgt van zijn in eerste aanleg toegewezen verzoek, kan deze toewijzing in hoger beroep wegens gebrek aan belang niet ongedaan maken.
Dit kan anders zijn indien komt vast te staan, dat de vader de verzochte maatregel niet werkelijk heeft gewild.
5.2
In de onderhavige zaak was de vader naar het oordeel van het hof bij het indienen van zijn verzoek onvoldoende bekend met het begrip curatele en de voor hem daaraan verbonden verplichtingen als curator.
Zoals ter zitting is gebleken heeft de vader enkel op het advies van de school van zijn zoon de ondercuratelestelling verzocht, zonder zich te hebben verdiept in wat dit inhoudt, waarbij hij in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat deze ondercuratelestelling gelet op de leeftijd van zijn zoon in de gegeven situatie verplicht was.
Het hof constateert verder dat het formulier "verzoek tot ondercuratelestelling" niet op de juiste wijze is ingevuld. Ook acht het hof van belang dat de vader ter zitting in eerste aanleg - zoals blijkt uit het proces-verbaal van 5 februari 2016 - de vraag van de kantonrechter of de vader zich heeft ingelezen wat curatorschap inhoudt ontkennend heeft beantwoord.
Door de ouders is ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat zij al snel na de beschikking van de kantonrechter, nadat zij zich hadden georiënteerd op wat deze maatregel eigenlijk inhield, tot inzicht kwamen dat de ondercuratelestelling van hun zoon, gegeven zijn situatie, vooralsnog niet noodzakelijk was/is en dat het op dit moment, naast alle zorg die binnen het gezin al aan betrokkene wordt verleend, een te vergaande en een voor het hele gezin van de betrokkene te belastende maatregel is vanwege de verplichtingen die aan het curatorschap zijn verbonden. Zij verzoeken het hof dan ook door middel van dit hoger beroep de fout te mogen herstellen.
Onder deze omstandigheden kan ervan worden uitgegaan dat de vader de maatregel niet daadwerkelijk heeft gewild en gaat het naar het oordeel van het hof te ver om in hoger beroep te constateren dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij in eerste aanleg heeft gekregen wat hij heeft verzocht. Het hof zal daarom hierna overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.
* Inhoudelijk
5.3
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.4
Voor alle betrokkenen staat vast dat [de betrokkene] gelet op zijn lichamelijke en geestelijke toestand aangewezen is op langdurige hulp en begeleiding, maar ouders zijn van mening dat gelet op zijn situatie, de curatele niet noodzakelijk is.
Zij wijzen erop dat [de betrokkene] nog volledig thuis woont en van zijn ouders voldoende aandacht, begeleiding en zorg krijgt, net als in de periode voor de ondercuratelestelling. Het gaat goed met [de betrokkene] . Hij heeft vorig jaar zijn school afgerond en werkt thans een aantal dagen per week in het kader van dagbesteding. Er zijn diverse hulpverlenende instanties die [de betrokkene] helpen. Zijn Wajong-uitkering gaat op aan zijn verzorging en zijn hobby's. [de betrokkene] heeft een prepaid telefoon en kan niet over de limiet heengaan. Hij heeft geen spaargeld.
5.5
Uit de persoonlijke situatie en de verzorging die de betrokkene krijgt, zoals daarover door de ouders is verklaard, leidt het hof af dat ook zonder ondercuratelestelling naar behoren over de belangen van de betrokkene wordt gewaakt. Gelet hierop ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten voor een ondercuratelestelling.
Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog afwijzen.
De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 23 februari 2016, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek tot ondercuratelestelling van [de betrokkene] , geboren [in] 1996 te [B] ;
bepaalt dat deze beschikking door de griffier zal worden ingeschreven in het Centraal Curatele- en Bewindsregister;
bepaalt dat de griffier conform artikel 1:390 BW zal zorgdragen voor bekendmaking van deze beschikking in de Staatscourant.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
mr. F. Kleefmann, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 15 december 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.