Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
zetelend te Dronten,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
18 oktober 2016 met als bijlage het antwoord van de rechter-commissaris WSNP.
3.De vaststaande feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2008 en;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2012.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
“3.3.2 Uitgangspunt (..) is dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek van een
alimentatieplichtige een vastgestelde uitkering tot levensonderhoud op grond van een
wijziging van omstandigheden op een lager bedrag of nihil vast te stellen, in aanmerking zal
kunnen nemen dat ten aanzien van de alimentatieplichtige de schuldsaneringsregeling van
toepassing is en veelal de in dat verband vastgestelde feiten tot uitgangspunt zal kunnen
nemen (...). In aanmerking genomen voorts dat de saniet gedurende de tijd waarin de
schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is, slechts kan beschikken over het op de voet
van artikel 295 lid 2 Fw door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag en dit
bedrag, gelet op het daarbij van toepassing verklaarde art. 475 d Rv, onder het bijstandsniveau
is gelegen, tenzij de rechter-commissaris op de voet van art. 295 lid 3 Rv anders heeft bepaald,
moet worden aangenomen dat een saniet, behoudens bijzondere omstandigheden, niet over
draagkracht beschikt om onderhoudsbijdragen te betalen”.