4.2De man is met acht grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 februari 2015 en heeft zijn in eerste aanleg gedane verzoeken gewijzigd. Hij verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
1. de echtscheiding uit te spreken in de te wijzen eindbeschikking waarin tevens is beschikt over de verzochte nevenvoorzieningen;
2. de partneralimentatie op nihil te stellen, primair omdat de vrouw in haar eigen
levensonderhoud kan voorzien en subsidiair omdat de man geen draagkracht heeft om in
haar levensonderhoud bij te dragen, meer subsidiair, voor het geval het hof een bijdrage in
het levensonderhoud voor de vrouw vaststelt, de termijn te limiteren tot vijf jaar na ontbinding van het huwelijk:
3. de man het voortgezet gebruik van de echtelijke woning voor een periode van zes maanden toe te kennen, vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk:
4. te bepalen dat de man tot 1 april 2017 de tijd heeft om de vrouw te doen ontslaan uit de
hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de echtelijke woning rustende hypothecaire
leningen;
5. de vrouw te veroordelen om binnen een maand na de te wijzen beschikking een bedrag
van € 264.816,- voor ontvreemde zaken en een bedrag van € 24.301,- voor de
belastingteruggaaf aan hem te vergoeden:
6. de vrouw te veroordelen de schade te vergoeden van alle door haar ontvreemde zaken,
die de man toebehoren, waaronder het sportpaard [naam] , waarbij de schade nader
dient te worden opgemaakt bij staat;
7. de vrouw te veroordelen om vanaf 1 april 2015 een bedrag van € 8.225,- per maand
aan de man te vergoeden voor de voor haar betaalde eigenaarslasten, subsidiair de vrouw
te veroordelen om vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk een gebruiksvergoeding van € 8.225,- per maand aan hem te betalen.