Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
[appellant sub 3],
[appellant sub 4],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot een pachtovereenkomst en de legitieme portie in de nalatenschap van de ouders van de appellanten. De zaak is gestart na een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin de pachtkamer op 30 juli 2014 heeft geoordeeld dat er geen rechtsgeldige pachtovereenkomst tot stand is gekomen tussen appellant sub 1 en zijn vader. De appellanten, bestaande uit de kinderen van de overleden vader en moeder, hebben grieven ingediend tegen dit vonnis en bepleiten dat er wel degelijk een pachtovereenkomst is ontstaan. Het hof heeft besloten een comparitie van partijen te bevelen om inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of er een minnelijke regeling mogelijk is. De appellanten hebben ook bewijs aangeboden in de vorm van getuigenverklaringen en documenten die de pachtovereenkomst zouden kunnen ondersteunen. De zaak is complex, met verschillende testamenten en erfgenamen die aanspraak maken op de nalatenschap. Het hof heeft behoefte aan meer informatie over de agrarische activiteiten van de appellanten en de financiële situatie, en heeft hen opgedragen relevante documenten te overleggen. De beslissing van het hof is dat partijen in persoon moeten verschijnen voor de pachtkamer, waar verdere inlichtingen zullen worden gegeven en de mogelijkheid tot een schikking zal worden onderzocht.