ECLI:NL:GHARL:2015:9849

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
200.172.147
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van bewindvoerder na ambtshalve ontslag zonder gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een zoon als bewindvoerder van zijn moeder, rechthebbende. De kantonrechter had eerder, op 13 maart 2015, de zoon ambtshalve ontslagen als bewindvoerder zonder gewichtige redenen aan te geven. De zoon, die in hoger beroep ging, voerde aan dat er geen gewichtige redenen waren voor zijn ontslag. Hij had sinds het overlijden van zijn vader in 2004 de administratie voor zijn moeder verzorgd en was benoemd tot bewindvoerder in 2011. De kantonrechter had in 2014 een verzoek van de zoon om machtiging voor schenkingen afgewezen en hem opgedragen om te veel in rekening gebrachte bedragen terug te betalen. De zoon stelde dat hij niet goed op de hoogte was van de verplichtingen die het bewind met zich meebracht, maar inmiddels wel voldoende kennis had opgedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.172.147
(zaaknummer rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, 3852432)
beschikking van de familiekamer van 22 december 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de zoon,
advocaat: mr. L. de Groot te Leusden,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te Gorssel, gemeente Lochem,
verder te noemen: rechthebbende,
en
[belanghebbende 2],
kantoorhoudende te [plaats],
verder te noemen: de opvolgend bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 13 maart 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties 1 tot en met 15, ingekomen op 12 juni 2015;
  • een journaalbericht van mr. De Groot van 10 november 2015 met als bijlage productie 16,
ingekomen op 11 november 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 november 2015 plaatsgevonden. De zoon is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook is verschenen de opvolgend bewindvoerder.

3.De vaststaande feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 10 oktober 2011 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld en de zoon tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Naar aanleiding van de door de zoon ingediende rekening en verantwoording over het jaar 2013 en diens verzoek om machtiging te verlenen voor onder meer de aan hem zelf gedane schenkingen tot een bedrag van € 5.293,- heeft de kantonrechter bij beschikking van 4 juli 2014 de gevraagde machtiging geweigerd en bepaald dat de te veel in rekening gebrachte bedragen van in totaal € 8.997,94 aan rechthebbende terugbetaald dienen te worden.
3.3
De zoon heeft op 29 december 2014 de kantonrechter verzocht terug te komen op zijn voormelde beslissing van 4 juli 2014. Dat verzoek is behandeld ter zitting van 12 maart 2015. De kantonrechter heeft vervolgens, voor zover thans van belang, bij de bestreden
- uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking ambtshalve per direct de zoon ontslagen als bewindvoerder en [belanghebbende 2] in diens plaats tot bewindvoerder benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is het ontslag van de zoon als bewindvoerder.
4.2
De zoon is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 maart 2015. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt aan een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve.
In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om ambtshalve ontslag te verlenen.
5.2
De zoon is het niet eens met zijn ontslag als bewindvoerder. Er zijn volgens hem geen gewichtige redenen aanwezig om hem te ontslaan, waartoe hij het volgende aanvoert. Sinds het overlijden van zijn vader in 2004 heeft hij de administratie voor rechthebbende verzorgd. Rechthebbende had hem destijds een volmacht gegeven. Rechthebbende wilde dat de zoon, haar enig kind, uiteindelijk de ouderlijke woning zou krijgen; dat blijkt ook uit het testament. De gezondheid van rechthebbende is de afgelopen jaren achteruit gegaan. Zij lijdt aan de ziekte van Alzheimer en in verband daarmee diende de zoon een bankrekening openen voor een door rechthebbende te ontvangen PGB-budget. De zoon kreeg daarom het advies om een verzoek tot het instellen van bewind in te dienen. Zijn daartoe strekkende verzoek is vervolgens toegewezen, waarbij hij tot bewindvoerder is benoemd. Er heeft toen echter geen mondelinge behandeling plaatsgevonden en de zoon heeft ook geen handleiding of instructie toegezonden gekregen wat precies van hem als bewindvoerder werd verwacht. De zoon heeft derhalve gedaan wat hij altijd al deed, met dien verstande dat hij voortaan rekening en verantwoording aflegde aan de kantonrechter en dat hij wist dat hij bij uitgaven van meer dan € 1.500,- toestemming moest vragen aan de kantonrechter. In juni 2012 is rechthebbende naar een verzorgingstehuis verhuisd. De zoon is toen met zijn gezin in het ouderlijk huis getrokken, zoals rechthebbende in het verleden voor ogen stond. De zoon betaalt sedertdien aan rechthebbende een huur van € 700,- per maand, welke huurprijs is bepaald na taxatie door een makelaar. De kantonrechter heeft de rekening en verantwoording over de jaren 2011 en 2012 goedgekeurd. Over het jaar 2013 heeft de kantonrechter geen goedkeuring verleend. De kantonrechter oordeelde over dit laatste jaar dat een bedrag van € 3.684,94 betrekking had op niet controleerbare onttrekkingen en dat een bedrag van € 5.293,- niet had mogen worden geschonken. De zoon heeft toen het totaalbedrag van € 8.997,94 op de bankrekening van rechthebbende teruggestort. Omdat de zoon over deze gang van zaken geen goed gevoel had, heeft hij op 29 december 2014 de hiervoor onder 3.3 genoemde brief aan de kantonrechter geschreven. Hierop is zijn ontslag gevolgd, volgens hem ten onrechte.
5.3
Gelet op de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling over en weer is verklaard is het hof van oordeel dat het ontslag van de zoon als bewindvoerder ongedaan moet worden gemaakt. Het hof heeft dit reeds ter mondelinge behandeling aan de zoon en de opvolgend bewindvoerder meegedeeld.
Gebleken is dat de zoon zich ten tijde van zijn benoeming tot bewindvoerder onvoldoende ervan bewust was welke verplichtingen het voeren van bewind met zich bracht en aan welke regels hij zich diende te houden. De zoon heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij inmiddels hiervan wel op de hoogte is. Hij heeft kennis genomen van de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton, met name van de regels omtrent schenking, en hij heeft aannemelijk gemaakt zich thans voldoende te realiseren aan welke regels hij zich als bewindvoerder van rechthebbende dient te houden.
De opvolgend bewindvoerder heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat de zoon haar de administratie van rechthebbende ter hand heeft gesteld en dat die administratie keurig op orde was en zij daarin geen reden tot ontslag heeft kunnen ontdekken. Ook heeft de opvolgend bewindvoerder verklaard dat zij het vertrouwen heeft dat de zoon, indien hij weer tot bewindvoerder zal worden benoemd, zijn taken naar behoren zal verrichten. Tot slot heeft de opvolgend bewindvoerder verklaard dat de zoon, indien hij zou worden hersteld in zijn hoedanigheid van bewindvoerder, altijd telefonisch contact met haar kan opnemen als hij vragen zou hebben.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van gewichtige redenen voor ontslag van de zoon als bewindvoerder en dat de zoon voldoet aan de eisen om te worden hersteld in zijn hoedanigheid van bewindvoerder.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.
Het hof gaat daarbij ervan uit dat de opvolgend bewindvoerder de door haar gemaakte kosten over de periode van 13 maart 2015 tot heden, op de voet als vermeld in de bestreden beschikking, ten laste van het vermogen van rechthebbende zal kunnen brengen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, van 13 maart 2015, en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de zoon vanaf 13 maart 2015 zal worden hersteld in zijn hoedanigheid van bewindvoerder inzake het bewind over alle tegenwoordige en toekomstige goederen van rechthebbende;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.F. Keulen, A. Smeeïng-van Hees en
C.J. Laurentius-Kooter, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. A. Smeeïng-van Hees, en is op
22 december 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.