Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“(handels)rente”vanaf 23 maart 2015. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, omdat er geen sprake is van een herhaalde wanbetaling nu er geen vonnis is overgelegd van minder dan een jaar vóór de datum van de inleidende dagvaarding, waaruit tezamen met de vordering in deze procedure een achterstand van drie maanden of meer blijkt. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten heeft de kantonrechter afgewezen, omdat niet is gebleken dat in de aanmaning aan [geïntimeerde] een betalingstermijn van veertien dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan en gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] de aanmaning van 2 maart 2015 heeft ontvangen. GroenWest is van dit vonnis in hoger beroep gekomen onder aanvoering van twee grieven. Bovendien heeft zij in de appeldagvaarding haar eis aldus gewijzigd dat zij in hoger beroep ook de huur over de maanden juni en juli 2015 van in totaal € 1.605,03 vordert, te vermeerderen met de wettelijke rente. Aan [geïntimeerde] is verstek verleend.
Abbas/Woningbouwvereniging ’s-Gravenhageen HR 22 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4122, NJ 2007/343,
Fisser/Tycho). Het door artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gewaarborgde woonrecht noopt evenmin tot ambtshalve toetsing van de proportionaliteit van de ontruiming (EHRM 21 september 2011, nr. 48833/07, § 66,
Orlic/Kroatiëen EHRM 10 juli 2014 nr. 3925/10, § 41,
Lemo/Kroatië).
“(handels)rente”over de huurtermijnen zal hebben bedoeld te verwijzen naar de gewone wettelijke rente van artikel 6:119 BW, welke rente GroenWest heeft gevorderd.
5.De beslissing
“veroordeelt de gedaagde partij”de navolgende dicta worden toegevoegd: