ECLI:NL:GHARL:2015:98

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 januari 2015
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
200.149.420-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over kinderalimentatie en schuldsanering in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de gevolgen van de schuldsanering van de man. De man, verzoeker in hoger beroep, had verzocht om de kinderalimentatie voor zijn kinderen op nihil te stellen, met ingang van de datum waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing werd verklaard, zijnde 24 september 2013. De vrouw en de jongmeerderjarige zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar hebben hiervan geen gebruik gemaakt. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 oktober 2014, waarbij de man werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Pieters.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de man en de vrouw zijn voormalige echtgenoten en hebben samen drie kinderen. De rechtbank Leeuwarden had eerder bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen diende te betalen. De man heeft echter zijn omstandigheden gewijzigd, waaronder het samenwonen met een nieuwe partner en het verkrijgen van vier kinderen met haar. Dit leidde tot de aanvraag van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

Het hof oordeelde dat de alimentatie voor de kinderen op nihil gesteld dient te worden zolang de schuldsaneringsregeling van toepassing is. Echter, het hof kon niet anticiperen op de situatie na de schuldsanering, omdat het onduidelijk was of de man dan in staat zou zijn om een inkomen te genereren. De beslissing van de rechtbank om de alimentatie voor de jongere kinderen op nihil te stellen werd bekrachtigd, terwijl de beslissing over de jongmeerderjarige werd vernietigd, maar het hof bepaalde dat ook voor hem de bijdrage op nihil gesteld werd voor de duur van de schuldsanering. Het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.149.420/01
(zaaknummer rechtbank C/17/132241/ FA RK 14-145)
beschikking van de familiekamer van 8 januari 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [A],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen:
de man,
advocaat: mr. J. Pieters, kantoorhoudend te Sneek,
tegen

1.[de vrouw],

wonende te [B],
verder te noemen:
de vrouw,
2. [de jongmeerderjarige1],
wonende te [B],
verder te noemen:
[de jongmeerderjarige1],
verweerders in hoger beroep,
tezamen te noemen:
de verweerders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 2 april 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift, ingekomen op 20 mei 2014.
2.2
De vrouw en [de jongmeerderjarige1] zijn in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De minderjarige [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1]) is in de gelegenheid gesteld zijn mening in deze zaak kenbaar te maken, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 10 oktober 2014 plaatsgevonden. Namens de man is verschenen mr. Pieters. Voorts zijn verschenen de vrouw en [de jongmeerderjarige1].

3.De vaststaande feiten

3.1
De man en de vrouw zijn gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van:
[de jongmeerderjarige1], geboren [in] 1994,
[de minderjarige1], geboren [in] 1998 en
[de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2]), geboren [in] 2001.
De kinderen wonen bij de vrouw.
3.2
Bij beschikking van 20 april 2005 heeft de rechtbank Leeuwarden bepaald dat de man met ingang van 10 februari 2005 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 40,- per kind per maand zal voldoen. Dat is geïndexeerd naar 2014 € 47,- per kind per maand.
3.3
Uit de relatie van de man en zijn (huidige) partner zijn 4 kinderen geboren die thans nog minderjarig zijn.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2].
4.2
De man heeft een verzoekschrift ingediend waarbij hij in zijn petitum heeft verzocht de kinderalimentatie op nihil te stellen met ingang vanaf datum toepassing WSNP, zijnde 24 september 2013. Ook [de jongmeerderjarige1] is door de man in deze procedure betrokken alhoewel de man in zijn petitum niet heeft opgenomen dat hij met ingang van 24 september 2013 ook een nihil stelling wil voor de jongmeerderjarige [de jongmeerderjarige1]. Door de vrouw en [de jongmeerderjarige1] is geen verweer gevoerd.
4.3
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de bijdrage voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met ingang van 24 september 2013 vastgesteld op nihil voor de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling en het meer of anders verzochte afgewezen. In deze zaak heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
4.4
De man wenst in hoger beroep dat zijn inleidend verzoek alsnog geheel wordt toegewezen en dat de nihilstelling niet beperkt wordt tot de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Ter zitting in hoger beroep heeft de man verzocht om ook de alimentatie voor [de jongmeerderjarige1] op nihil te stellen.
4.5
Gelet op het petitum van het verzoek van de man in eerste aanleg, is het huidige verzoek van de man in hoger beroep om ook de alimentatie voor [de jongmeerderjarige1] te wijzigen een wijziging van eis. [de jongmeerderjarige1] heeft ter zitting van het hof toegestemd in deze wijziging en heeft aangegeven dat hij vanaf het begin begrepen heeft dat het verzoek van de man ook op hem betrekking heeft. Het vorenstaande brengt mee dat het hof de door de man omschreven wijziging van zijn verzoek toelaatbaar acht. Het hof zal naar het gewijzigd verzoek rechtdoen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Voor zover de man klaagt over de wijze van totstandkoming van de bestreden beschikking, in het bijzonder over het niet in acht nemen van de beginselen van hoor en wederhoor, heeft de man - daargelaten het antwoord op de vraag of de rechtbank bij de totstandkoming van voornoemde beschikking heeft gehandeld in strijd met voornoemd beginsel - geen belang bij behandeling van de klacht. Immers, de man heeft thans in hoger beroep de zaak in zijn geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd en is in de gelegenheid gesteld zijn inhoudelijke bezwaren tegen de bestreden beschikking kenbaar te maken. Voorts strekt de procedure in hoger beroep er mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren.
5.2
De man heeft in eerste aanleg aangevoerd dat zijn omstandigheden zijn gewijzigd na de beschikking van 20 april 2005 van de rechtbank Leeuwarden. De vrouw en [de jongmeerderjarige1] hebben niet bestreden dat daar sprake van is. Vast is komen te staan dat de man na die beschikking is gaan samenwonen met een nieuwe partner, dat hij met haar vier kinderen heeft gekregen en dat per 24 september 2013 op hem en zijn partner de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard. Ook is niet in geschil dat de man een WWB-uitkering is gaan ontvangen.
Daarom is er naar het oordeel van het hof in dit geval sprake van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW en dient de draagkracht van de man opnieuw beoordeeld te worden.
5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de alimentatie voor de kinderen op nihil gesteld dient te worden zolang de wettelijke schuldsaneringsregeling op de man van toepassing is. Partijen verschillen evenwel van mening over de vraag of de alimentatie ook nadien op nihil gesteld dient te blijven. Het antwoord op de vraag of de man na het einde van de schuldsaneringsregeling draagkracht heeft voor [de jongmeerderjarige1], [de minderjarige1] en [de minderjarige2] acht het hof te ongewis om daarop nu reeds te anticiperen. Van belang in dat verband is met name of het de man gedurende de schuldsaneringsregeling lukt om een baan te vinden en inkomsten te genereren, terwijl voor het geval de man na de schuldsaneringsregeling nog steeds is aangewezen op een WWB-uitkering thans geldt dat hij op grond van de bij het Rapport alimentatienormen behorende draagkrachttabel in ieder geval een draagkracht heeft van in totaal € 50,- voor al zijn kinderen. Dit brengt mee dat een volledige nihilstelling zoals de man verzoekt voor de periode na de schuldsanering niet aan de orde is. Onder voormelde omstandigheden zal het hof de nihilstelling beperken tot de periode van de schuldsaneringsregeling.
5.4
Op grond van het voorgaande dient de door de man te betalen onderhoudsbijdrage voor [de jongmeerderjarige1], [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op nihil gesteld te worden voor de duur van de schuldsaneringsregeling en dient het verzoek tot nihilstelling in de periode daarna te worden afgewezen. De stelling van de man dat de vrouw kan bijdragen in de kosten van de kinderen kan onbesproken blijven; voor de periode van de schuldsanering omdat er sprake is van een nihilstelling en voor de periode nadien omdat ook de draagkracht van de vrouw dan nog ongewis is.

6.De slotsom

6.1
In de bestreden beschikking is alleen een beslissing genomen over de kinderalimentatie voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. Omdat de rechtbank die kinderalimentatie op nihil gesteld heeft voor de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zal het hof die beslissing bekrachtigen. Nu er in de bestreden beschikking geen beslissing is genomen over de alimentatie voor [de jongmeerderjarige1], zal het hof die beschikking op dat punt vernietigen noch bekrachtigen, maar daarover zelf de navolgende beslissing nemen.

7.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 2 april 2014, die de onderhoudsbijdrage voor [de minderjarige1], geboren [in] 1998, en [de minderjarige2], geboren [in] 2001, betreft;
en bepaalt de door de man aan [de jongmeerderjarige1], geboren [in] 1994 te betalen bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie met ingang van 24 september 2013 op nihil voor de periode dat de wettelijke schuldsaneringsregeling op de man van toepassing is;
verklaart deze beschikking voor wat betreft de bijdrage aan [de jongmeerderjarige1] uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. G.M. van der Meer en
mr. W. Foppen, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 januari 2015.