ECLI:NL:GHARL:2015:9784

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
15/00113
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de aanslag reclamebelasting door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een aanslag in de reclamebelasting van de gemeente Wijchen voor het jaar 2013, opgelegd aan belanghebbende ten bedrage van € 463,61. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag na een bezwaarschrift van belanghebbende, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 25 november 2015 in Arnhem zijn de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar gehoord. Het geschil draait om de vraag of de aanslag reclamebelasting terecht is opgelegd. Belanghebbende betwist dit, terwijl de heffingsambtenaar bevestigt dat de aanslag rechtmatig is.

Het Hof oordeelt dat de gemeente Wijchen de heffing van reclamebelasting mag beperken tot een bepaald gebied, mits er een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor is. De gemeente heeft in de Verordening reclamebelasting 2013 vastgesteld dat de opbrengst van de belasting zal worden ingezet voor de versterking van het centrum van Wijchen. Het Hof concludeert dat de gemeente in redelijkheid heeft mogen aannemen dat ook gebruikers van vestigingen buiten het kernwinkelgebied profijt kunnen hebben van de activiteiten die met de opbrengst van de reclamebelasting worden bekostigd. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Nummer 15/00113
uitspraakdatum:
22 december 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 december 2014, nummer AWB 14/3868, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Wijchen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de reclamebelasting van de gemeente Wijchen opgelegd ten bedrage van € 463,61.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 30 december 2014 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C] en [D] .
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende drijft een makelaardij die is gevestigd aan de [a-straat] 23 te [Z] . [a-straat] 23 is gelegen net buiten het zogenoemde kernwinkelgebied van [Z] .
2.2
Aan of op [a-straat] 23 is een reclameobject aangebracht.
2.3
Ter zake van dit reclameobject is aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag in de reclamebelasting van de gemeente Wijchen opgelegd.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de aanslag reclamebelasting terecht aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag.
3.4
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Ingevolge artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.
4.2
De raad van de gemeente Wijchen heeft op 6 december 2012 de Verordening reclamebelasting 2013 (hierna: de Verordening) vastgesteld. In de Verordening is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen.
“(…)
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing binnen het gebied zoals aangegeven in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 1).
(…)
Artikel 4 Belastingplicht
De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.
(…)”
4.3
In de Toelichting op de Verordening is het volgende vermeld:

Algemene toelichting
De reclamebelasting is – net als bijvoorbeeld de OZB en de hondenbelasting – een vrij besteedbare heffing. De opbrengst zal echter worden ingezet voor de (economische) versterking van het centrum in Wijchen. Uit deze opbrengst zullen de kosten worden betaald van onder andere activiteiten op het gebied van kwaliteitsverbetering, evenementen, branchering en leegstand, parkeren en bereikbaarheid alsmede veiligheid. Daarnaast zal een deel van de belastingopbrengst worden aangewend voor communicatie en promotie van het centrum van Wijchen.
Wij hechten eraan op te merken dat de investeringen en activiteiten die bekostigd worden met de reclamebelasting uitdrukkelijk niet behoren tot de reguliere taken van de gemeente.
Omdat de opbrengsten uitsluitend zullen worden besteed aan de versterking van het centrumgebied, is er een rechtvaardigingsgrond voor het beperkte gebied waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven. Er bestaat bij een dergelijke geografische afbakening geen strijd met het gelijkheidsbeginsel (zie verder de toelichting bij artikel 2).”
4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende een reclameobject heeft aangebracht en dat [a-straat] 23 is gelegen in het gebied dat in de Verordening is aangewezen als gebied waarbinnen reclamebelasting kan worden geheven.
4.5
Belanghebbende voert kort gezegd aan dat hij geen voordeel heeft van de activiteiten die met de opbrengst van de reclamebelasting worden bekostigd. Het gebied waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven, is volgens belanghebbende ten onrechte niet beperkt tot het kernwinkelgebied. Ten onrechte wordt ook het gebied daaromheen, waarin het pand van belanghebbende is gelegen in de heffing betrokken, aldus belanghebbende.
4.5
Een gemeente mag de heffing van reclamebelasting beperken tot een gedeelte van haar grondgebied, mits daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat (vgl. HR 21 juni 2000, nr. 33816, ECLI:NL:HR:2000:AA6253). Van een dergelijke rechtvaardiging is sprake indien die gemeente in redelijkheid heeft mogen uitgaan van de veronderstelling dat op deze wijze degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de belasting in de heffing worden betrokken. (vgl. HR van 11 november 2011, nr. 10/04446, ECLI:NL:HR:2011:BR4564).
4.6
Naar het oordeel van het Hof is in dit geval sprake van een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de beperking van de heffing tot het bij de Verordening aangewezen gedeelte van het grondgebied van de gemeente. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat in de toelichting op de Verordening is opgemerkt dat de opbrengst van de reclamebelasting zal worden ingezet voor de (economische) versterking van het centrum in [Z] , dat uit deze opbrengst de kosten zullen worden betaald van onder andere activiteiten op het gebied van kwaliteitsverbetering, evenementen, branchering en leegstand, parkeren en bereikbaarheid alsmede veiligheid en dat daarnaast een deel van de belastingopbrengst zal worden aangewend voor communicatie en promotie van het centrum van [Z] (zie 4.3). Verder noemt de Notitie Centrum Management [Z] , waarnaar zowel door belanghebbende als de heffingsambtenaar wordt verwezen, als beoogd resultaat onder andere meer regionale bezoekers, een langere verblijfsduur en hogere bestedingen.
4.7
De gemeente Wijchen mocht in redelijkheid ervan uitgaan dat ook gebruikers van vestigingen in het gebied rondom het zogenoemde kernwinkelgebied profijt kunnen hebben van de activiteiten ter bekostiging waarvan de opbrengst van de reclamebelasting is bestemd, zodat het gebied waarbinnen reclamebelasting wordt geheven niet beperkt hoefde te zijn tot alleen het kernwinkelgebied. Hieraan doet niet af, dat gebruikers van vestigingen buiten het in de Verordening aangewezen gedeelte mogelijk ook enig profijt kunnen hebben. De gemeente Wijchen mocht in redelijkheid ervan uitgaan, dat alleen de gebruikers van vestigingen in het aangewezen gedeelte voldoende profijt kunnen hebben van de activiteiten.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is op
22 december 2015in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema)
(J.J. Westerbaan)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 december 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.